150
JOOS \TiRSCHUERE REYNVAAN
was Ewaldus Reynvaan, de grootvader van Joos,
vanaf 1719 een tijdlang eigenaar van het buiten
'Poppenroede'; dit werd later bewoond door Ra-
dermacher. Uit dit feit blijkt weliswaar niet on
dubbelzinnig dat de families Radermacher en
Reynvaan elkaar persoonlijk hebben gekend,
maar er bestaat hiervoor wel bewijs via een
derde verhouding: Radermacher was, evenals
Verschuere Reynvaan, vrijmetselaar.
Vrijmetselaar
De vrijmetselarij heeft in de loop der eeuwen
blootgestaan aan allerlei verdachtmakingen,
waarvoor zij zelf niet verantwoordelijk kan wor
den gesteld. Door de geheimzinnigheid waarmee
de vrijmetselarij was omgeven, werd dit echter
wel in de hand gewerkt. De openstelling van
vele vrijmetselaarsarchieven in de laatste decen
nia, de bestudering van het werk van grote schrij
vers, geleerden en componisten14, en de inmid
dels ruime belangstelling vanuit sociaal-histo
rische kringen leiden evenwel tot bijstelling van
vooroordelen en tot historisch inzicht in het feno
meen der vrijmetselarij15.
In de loop van de achttiende eeuw kwamen
vele loges tot stand, ook in Zeeland. Zo werd in
1769, het jaar waarin het Zeeuws Genootschap
ontstond, in Vlissingen tevens een vrijmetselaars
loge opgericht, namelijk De Zon (Le Soleil). Nu is
het bekend dat soms meer leden van een familie
lid van een loge waren. Een duidelijk voorbeeld
is dat van de familie Mozart: niet alleen Wolfgang
Amadè, maar ook zijn vader èn - zo is eerst on
langs gebleken"' - zijn jongste zoon, de musicus
en componist Franz Xaver Wolfgang, waren vrij
metselaar. In het achttiende- en vroeg negen-
tiende-eeuwse Zeeland kan de familie Lootens als
voorbeeld gelden. P. Scherft deelt reeds mee dat
Willem Lootens van 1794-1798 lid van de Middel
burgse loge La Compagnie Durable was. Uit de
gegevens van het Grootoosten blijkt voorts dat
Daniël Lootens als 'frère a talent' (kapelmeester)
in de loge L'Enfant de la Vertu (Veere) werkzaam
was. Ook treffen we Johannes en Jacques Loo
tens aan als leden van De opgaande Ster (Goes).
Op de ledenlijst van La Compagnie Durable van
1797 komt nog een A. Lootens voor. Tot nu toe
minder bekend is de rol die Verschuere Reynvaan
en twee van zijn broers in de vrijmetselarij heb
ben gespeeld. Een jongere broer van de musicus,
Apollonius Johannes Reynvaan, was namelijk be
trokken bij de oprichting van De Zon17. Hij was
lid van La Compagnie Durable en in 1774 van
een loge, waarvan het (voormalige) bestaan te
genwoordig nog nauwelijks bekend is: de Loge
van St. Andries - dus een zogenaamde 'Schotse'
loge, uitsluitend werkend in de hogere graden -
in het Oosten te Middelburg, genaamd Les
Coeurs Choisis"1. Een oudere broer van de musi
cus en eveneens gepromoveerd rechtsgeleerde,
Bastiaan Ewaldus Reynvaan, bekleedde verschil
lende functies in Le Philantrope - waarvan ook
Daniël Radermacher lid was - en komt in 1774
voor als secretaris van Les Coeurs Choisis. Wan
neer Joos in 1793 als broeder van talent op de
naamlijst van L'Astre de l'Orient - die een jaar
eerder was opgericht19 - wordt vermeld, lijkt hij
dus het voorbeeld van zijn broers te hebben ge
volgd, die zich al eerder bij een loge hadden aan
gesloten. In een schrijven van 3 december 1802
dringt de secretaris van de betrokken loge aan op
de aanschaf van een orgel. In de brief wordt ook
Verschuere Reynvaan genoemd.
Het lijkt niet onlogisch, de in vergelijking met
soortgelijke bronnen uitvoerige aandacht die
sommige namen en begrippen in het Kunst-woor
denboek. uit 1795 ontvangen, ten dele vanuit Ver
schuere Reynvaans hoedanigheid van vrijmetse
laar te verklaren20. Ik denk daarbij onder meer
aan namen uit de Egyptische, Griekse en Ro
meinse mythologie, zoals die van Apollo, Isis
(waarbij ook Osiris en Hermes ter sprake komen)
en anderen, ook al spreekt de auteur - als over
tuigd christen - met reserve over 'gewaande"
godheden. Naast zijn werkzaamheden als kapel
meester van de loge verschenen ook maconnieke
werken van zijn hand, namelijk: Gezangen der
vrije metselaren, opgedragen 'aan de eerwaarde
Loge L'ASTRE DE L'ORIENT en derselver waarde
Leden' (Vlissingen 1799, 1808), Gezangen, ver
taalt en gevolgt uit en naar de lire magonnique
(Vlissingen 1801; ook bekend als uitgave in een
band met voornoemde gezangen), en een
Kanonnade op alle de rangen en gelegentbedeu
der Blaauwe Magonnerye (manuscript van 87
blz.).
De uitgaven van de gezangen verschenen
(evenals het zakboekje uit 1805) alle bij J.I. Cor-
belijn; deze was eveneens lid van de Vlissingse
loge. De liederen uit 1799, veelal in het Neder
lands, soms in het Frans geschreven, zijn niet van
notenschrift voorzien maar worden door een ver
wijzing naar een - in toenmalige maqonnieke
kringen bekende - melodie voorafgegaan. Het al
gemene onderwerp van de teksten is het brengen
van hulde aan de vrijmetselarij. Niet zelden zijn
daarbij humoristische wendingen te vinden, zoals
in het eerste couplet van 'De beminnende Vrij-
Metselaar' (wijze: Lubin aime sa Bergère) op blz.
270:
'k Wil geen ander ooit beminnen,
Dan een Vrije-Metselaar:
Zei me onlangs een aardig Meisje,
En ik wierd het ook gewaar.
Wij beminden elkandr'en teder;
Zij was over mij voldaan.
Ach! hoe zoet is het Mets'len, I
Riep zij, 'k kan dat niet weêrstaan. I bis