B H H
D
verfijn
dus o
dat de
en in
getrofl
hunne,
maar
buiten
slechte
Door
voorst,
van e<
trekkel
grove
een lir
Het
de vrc
maken
van na
te wijt
Italiaan
werden
den, w
ontstor
delijker
van de
I
JANTJE
Willy.
I
F
en de MUIZEN.
J
3
Ti
Het avontuur van
mammy keek. „Het lijkt wel of hij kat-
rus
ver-
„Het is
ze.
dekte hem
Toe,
(Wordt vervolgd)'
BROER IS JARIG.
- 14 -
naar
een
hem
hem
die
de deur
diepe
koningin Vlam
en zette hem op den
tig- en
en liep
wan-
j was
Toen
echter
leveren
folie I
andere
gaan
slaagde
te wor
dit gek
De
Frankri
door F
De lat
nieuwe
de wer
woordij
dus ge
sche fa
bijzond
Bièvre,
door e<
geheim
roemd
duur hi
laken ro
werksm
was zó
delijk 2
ten, zoi
lijk ar
wordt i
Door
mingen
voor G
ting, wi
er af zult
twijfelachtig
het lawaai was
jaar!
zou mammy zoo graag willen helpen,
hij wist niet hoe. Er kwam een diepe
maar plotse-
en Olaf holde
u
keertje
„Zou je denken, dat je al dat vuil
krijgen?” zei mammy, die met een
gezicht naar zijn knieën keek.
„O ja,” verzekerde Jantje hoopvol.
„Vooruit dan maar," zei zijn moeder, die
moe was en er eigenlijk tegen opgezien had,
om den jongen in het bad te doen.
Jantje was etg opgewonden, toen hij in bed
stapte, maar hoewel zijn oogen geregeld dicht
wilden vallen, slaagde hij er toch in, ze open
te houden, hoeveel moeite het hem ook kostte.
„Wat is Olaf toch onrustig vanavond,” zei
Jantjes vader, terwijl hij zijn courant neerlegde
katten
de hond). Neen, we
zonder kat van die muizen
en naar
ten ruikt.”
„Hij ruikt de muizen zeker,” zei mammy
deed de deur open. Olaf holde de trap
pen op tot de badkamer.
„Lieve help,” riep mammy doodelijk
schrikt. „Ik heb den jongen toegestaan, dat hij
zichzelf wasschen mochtHij hijer
zal toch niets gebeurd zijn!”
Ze vloog de trappen op, en pappy achter
haar aan. Mammy deed de deur van de bad
kamer open, waar Olaf ongeduldig voor zat te
blaffen enalle katten vlogen er uit!
Olaf probeerde ze alle zes tegelijk te vangen,
wat hem natuurlijk niet lukte.
Mammy gilde van schrik en
oorverdoovend.
„Wat beteekent dat toch allemaal?" vroeg
pappy met een harde stem, omdat hij zich
boven de herrie uit verstaanbaar wilde maken
en toen hij zich omkeerde, stond er een klein,
slaperig Jantje voor hem.
De katten vlogen de trap af
er achter aan.
„Wel heb ik van mijn leven,” riep .mammy.
„Weet jij hier iets van, Jantje?”
En Jantje verklaarde bijna huilend van zijn
plannetje om mammy te helpen. Maar hij was
er niet zeker van, dat mammy en pappy heele-
maal begrepen, dat hij alleen maar had willen
helpen en hij keek droevig voor zich uit met
een verdrietig trillend lipje.
In het begin was mammy wel
en pappy ook, maar
de snuitje van haar jongen zag, tilde
in zijn armen, kuste hem en zei, dat
voor één keertje nog zou vergeven.
Ze bracht hem gauw naar bed en
lekker toe.
En een paar dagen later kwam pappy met
'n alleraardigst poesje thuis, waar mammy hee-
lemaal niet bang voor was en dat al heel gauw
goede vriendjes met Olaf was. En van muizen
hebben ze sinds dien tijd geen last meer gehad.
een beetje boos
toen mammy het bedroef-
ze
ze
k weet werkelijk niet, wat we met al die
muizen beginnen moeten," zei mammv
op een goeden dag. „Tilde, het keuken
meisje, heeft gezegd, dat ze hier niet wil blij
ven als we er niets aan doen. Ze zei, dat ze
gisteren het eten gekookt heeft, terwijl ze boven
op een stoel heeft gestaan. Ja, daar kan je nu
om lachen, vader, maar ik weet werkelijk niet
wat ik doen moet!”
Jantje klom op haar schoot.
„Waarom neemt u geen poes, mam?” vroeg
hij, terwijl hij zijn bolletje tegen haar wang
legde.
„Een kat!” riep mammy ontsteld. „Nooit van
mijn leven! Ik heb een hekel aan katten en
Olaf ook. (Olaf was de hond). Neen, we moe
ten zien, dat we
plaag afkomen.”
Ze gaf Jantje een kus
grond.
„Kom, ga wat spelen, vent,” zei
zulk mooi weer.”
Jantje ging gehoorzaam naar buiten
den weg op. Hij mocht al alleen op straat
delen niet te ver, natuurlijk want hij
al zes
Hij
maar
frons in zijn kleine voorhoofdje,
ling kreeg hij een prachtig idee.
Mammy hield niet van katten, maar ze hoef
de ook niet te weten, dat ze in huis waren. Hij
zou ze, zonder dat zij er iets van wist, naar
binnen smokkelen en in de keuken laten, wan
neer iedereen sliep, 's Morgens vroeg zou hij
ze weer naar buiten brengen, als ze flink wat
muizen gegeten hadden.
Het was een geluk, dat mammy en pappy dien
dag den heelen middag uit waren, zoodat het
voor Jantje niet moeilijk was om zijn plannetje
te verwezenlijken. Iedereen scheen katten te
houden, maar de eenige moeilijkheid was, waar
hij ze tot den avond zou moeten laten. Toen
dacht hij opeens aan de badkamer en bracht
daar de eerste kat, die hij gevangen had, naar
toe met een schoteltje melk en een kussen van
den divan uit de eetkamer.
Daarop ging hij weer weg om een andere te
vangen tot hij er zes bij elkaar had, die hij
allemaal met kussens in de badkamer opge
sloten hield.
Maar na het eten kwam hij tot de ontdek
king, dat de badkamer toch niet zoo'n mooie
schuilplaats voor de katten was. Mammy wilde
hem namelijk in het bad doen, vóór hij
bed ging. Maar opeens kreeg kleine Jantje
idee.
„Mam,” zei hij vleiend, „mag ik me als het
blieft zelf wasschen....? Toe, voor een
2)
Willy deed haar boodschap en gaf den brief.
„Bovendien heb ik iets gevonden, dat uw man
verloren heeft,” zei ze, en zonder er bij na te
denken, deed zij den ring van haar vinger af.
Maar wie beschrijft haar schrik, toen zij op
eens voelde, dat zij grooter, steeds maar groo-
ter werd, terwijl de dwergen gillende van schrik
wegrenden.
„Lieve help,” dacht Liesje, „als ik nu maar
niet zoo groot word, dat ik al die arme men-
schen uit hun huis jaag."
Haastig deed ze daarom den ring weer aan
haar vinger en voelde, tot haar geruststelling,
dat zij weer kleiner werd. Daarna snelde ze het
huisje uit, want de rook was hoe langer hoe
dikker geworden, zoodat ze bijna niet meer kon
ademhalen.
Buiten gekomen ontdekte zij een andere trap
en ze besloot die op te gaan. Het was een heel
hooge trap, waaraan geen einde scheen te ko
men. Maar nadat zij wel een half uur geloopen
had, zag zij een kleine deur en toen zij deze
had opengeduwd, stond ze tot haar groote ver
lichting in de vrije lucht. Boven zich zag
ze een mooien rooden hemel, zoo rood, als ze
alleen maar eens bij zonsondergang had gezien.
Rechts en links van haar bevonden zich hooge
steenen muren, zoodat ze niet ver kon zien. De
trap ging echter nog maar steeds hooger en
de lucht was vervuld van rozengeur.
Plotseling ging de trap eenige treden naar
beneden en bevond zij zich voor een groote,
gouden traliedeur, die toegang bleek te geven
tot een prachtigen tuin. Achter de deur lagen
een paar kleine schoorsteenvegersjongens, die
toen ze haar zagen, vlug opsprongen en
voor haar opendeden. Ze maakten een
buiging en zeiden: „Koning en 1
worden dadelijk verwacht."
Willy bedankte hen en liep den tuin in. Nog
nooit had ze zooiets moois gezien. Op een
groot, groen grasveld bloeiden vurig-roode en
goudgele tulpen. Een kleine beek murmelde en
zag er door het schijnsel van den hemel don
kerrood uit.
Terwijl zij naar al dit moois haar oogen uit
keek, wandelde Willy een kronkelend pad op,
dat naar een bosch voerde, vol bloeiende roze-
struiken. Opeens hoorde zij luide stemmen.
„O,” dacht Willy verschrikt, „ze zoeken mij
zeker en als ze mij vinden, moet ik zeker weer
naar het kleine benauwde huisje terug
Ze zette -het op een loopen, rende door het
rozenbosch tot zij aan een muur kwam, die met
helroode geraniums was begroeid. Ze klom er
over heen en zag aan den anderen kant een
muur vol blauwe vergeet-mij-nietjes. Midden op
den weg stond een wegwijzer met twee armen
Op den eenen arm stond: „Naar het konink
rijk Vlam" en op den anderen „Naar dokter
Hemelsblauw”.
„Wat grappig,” dacht Willy. „Nu, ik wil wel
eens zien, hoe het er bij dokter Hemelsblauw
uitziet.”
Ze aarzelde niet lang, klauterde over den
blauwen muur en kwam aan een hemelsblauw
huisje: Op een grasveld er voor stond een
groote tafel met een hemelsblauw tafelkleed er
op en hemelsblauwe stoelen er omheen.