I
HOE DE VOLKEN ZICH DES WINTERS
KLEEDEN.
r5
5k
L I
V'“we” «tadM
i '1 vt
i 'w
de ka-
terug-
pitein
Een Roemeense he boer.
elkaar
armen
ns ge-
Hoe de vrouw uit Oost-Siberië zich tegen de koude
beschermt.
Een Roemeensch echtpaar op zijn
wintersch.
Japansche dames, gereed voor een wandeling in de
sneeuw.
De Japansche koelie met zijn jas
van stroo.
s om-
>eant-
Toen
moet
t ver-
alles
ek hij
i, De
in hun winterdracht.
ilde ik
ie niet
ie hier
LJitste-
turlijk
Ik heb
tetten,
slech-
:schie-
dien
ils er
van-
ugen.
hem
seerd
orlie-
den
irres-
buste
Bruin,
van
goed
mor-
n den
moet
rd is.
keert,
en, is
n uur
wacht
rat je
is heel
der of
n den
rg, die
m van
ren is
tellen,
lelijke
o oud
eige-
:rd de
laars,
n een
oude
heb-
;rberg
n van
daken
r zijn
en ze
iggen.
gezet,
rlinge
nooit
;n
pret,
I had
i had
naai"