k
Hester
haar
vond,
en legde haar hand op zijn
stamelde een paar woorden van
aan en Hester
to
Veertien dagen na dit gesprek maakte
Hester deel uit van het koor aan het Im
perial Theater. Zij vond het „eenig" en
hoewel zij evenals anderen mopperde over
de vermoeiende en schijnbaar noodelooze
repetities, hoewel zij sommigen van
confraters bepaald onmogelijk
oefende het nieuwe leven een groote be
koring op haar uit.
Zooals Innes haar voorspeld had, ont
moette zij er verschillende mannen, die zij
anders nooit zou hebben leeren kennen en
werd zij overstelpt met invitaties voor
lunches en soupers, met doozen bonbons
en met bloemen. Tot die mannen behoor
de Lord Crayton, een verfijnde aristocraat,
die zeer veel belang in haar stelde. Ze za
gen elkaar veel en ook Hester mocht hem
gaarne.
Innes had ze niet meer gezien. Een en
kele maal dacht zij wel eens aan hem;
doch dat gaf haar dan altijd een zeker ge
voel van onrust, dat zij niet goed kon ver
klaren.
Op zekeren middag echter ontmoetten
zij elkaar. Hij had een uitnoodiging voor
de lunch met Arthur Tennant aangenomen.
te houden, zelfs al zou de heele wereld
trachten je van mij los te rukken.”
„Waarom doe je het niet?”
Het was er uit, voordat ze t wist en
toen, terwijl hij haar verbaasd en aandoen-
lijk-onzeker aanstaarde, lachte ze.
„Vergeef me, Innes; het was mijn plan
niet, dat te zeggen of te lachen. Je moet
zoo niet spreken.
„Nu, als je dan bepaald aan het tooneel
wilt, zal ik je helpen, hoor,” zeide hij eeni-
gen tijd later.
Ze stond op
arm en
dank.
„Je zult veel slechte mannen ontmoe
ten," besloot Innes; „laat je niet door
klatergoud misleiden; kijk goed uit je
oogen, meisje!”
Bij het dessert boog deze zich tot hem over
en fluisterde hem toe: „Zie nu niet op;
maar daar komt een kennis van je binnen.
Dat meisje, Hester Warren, dat bij Farring
is. Ze is met nog een meisje en twee
heeren."
Innes nam zijn sigarettenkoker en had
juist een sigaret aangestoken, toen hij zijn
naam hoorde uitroepen. Omziend, zag hij
Hester met uitgestoken hand naast hem
staan. Hij stond op en keek haar verlegen
aan.
„Wel Hester," riep hij uit. „Wat prettig
je weer eens te ontmoeten! Wat is het
lang geleden, dat ik je zag!”
Ze knikte verheugd. „Ja; veel te lang.
Wat heb je al dien tijd uitgevoerd, Innes?
Waarom ben je niet eens naar onze revue
komen kijken?"
„Ik ben ééns geweest, een half uurtje. Ik
heb jou bewonderd; je was het mooiste
meisje van allen!”
Ze lachte. „Als je vanmiddag niets hebt
te doen, kom dan bij me thee drinken; je
weet waar ik woon en ik wil gaarne weer
eens met je praten. Je hebt me verwaar
loosd den laatsten tijd."
Hij nam de uitnoodiging
keerde naar haar tafeltje terug.
„Als je van dat meisje houdt," zeide
Tennant, „raad ik je aan met haar over
haar vrienden te spreken. Die lange man
naast haar, met wien ze veel wordt gezien,
is lord Crayton en als je iets wenscht te
hooren omtrent de slechte dingen, die hij
heeft uitgevoerd, wil ik je daar alles van
vertellen.”
Innes keek naar het tafeltje, waaraan de
anderen zaten.
„Het is een knappe jongen en
schijnt heel bevriend met hem."
„Ik zeg je, dat hij een ploert is. Hij is
rijk, bereisd en een gezellig causeur. Hij
heeft alles om de vrouwen het hoofd op
hol te brengen. Er zijn er zooveel als hij in
deze stad."
„Maar misschien meent hij het ernstig
KLATERGOUD.
1 et helpt je niets," zei Hester; „ik ben
1 van huis weggeloopen en ik ga niet
meer terug nooit nooit!"
„Dat is alles goed en wel," sprak Innes,
„maar als je niet meer teruggaat, wat wil
je dan beginnen? Je zegt, dat je slechts
vijf pond bezit; wat wil je daarmede aan
vangen?"
Het meisje hief haar handen op en wierp
het hoofd naar achter.
„Zie mij eens aan, Innes. Zie ik er aar
dig uit?"
„Natuurlijk; dat weet je wel; waarom
vraag je dat?”
„Dat zal ik je aanstonds uitleggen. Eerst
nog iets anders. Je hebt me wel eens hoo
ren zingen. Hoe vind je m’n stem?"
„Prachtig," bewonderde hij.
„Mooi zoo. Nog een ding. Ik kan ook
dansen en wel iets beters dan het gewone
dansen in een balzaal. Ik zeg dat niet uit
grootspraak; ik noem ai mijn gaven op,
opdat je me zult helpen, een plaatsje aan
een revue te krijgen.”
Innes fronste z'n voorhoofd.
„Dacht ik het niet! Ik was er al bang
voor, dat je aan het tooneel wilde."
„Ja; ik moet nu zelf mijn brood verdie
nen en dat is het eenige, waarvoor ik ge
schikt ben."
„En je vertelt het aan mij, omdat wij
oude vrienden zijn en je in mij vertrouwen
stelt,” zeide hij. „Nu, luister dan. Ik weet,
dat je stiefvader je slecht behandelt,
vooral sinds je moeder dood is en daarom
ben je van hem weggegaan. Doch kindlief,
er is slechts één ding, dat ik je verzoek,
niét te doen: ga niet aan het tooneel!'
Zij haalde haar schouders op. „Als je
zoo praat, spijt het me, dat ik gekomen
ben om je hulp te vragen."
„Je behoeft er geen spijt van te hebben,
Hester. Ik wil slechts trachten je van dat
verkeerde af te houden."
En hij sprak haar over het leven der
jonge artisten. Hij legde den nadruk op het
harde werken, het ellendig kleine salaris,
het onzekere bestaan en de vele teleurstel
lingen. „En al zou ik van Arthur Tennant
gedaan krijgen, dat hij je voorspraak bij
Farruy was en al zou je daardoor
bij de Imperial geplaatst worden, dan
nóg zou je slechts een koristje met
twee pond per week zijn en je kleed
kamer moeten deelen met meisjes van een
heel ander slag dan jij bent. Heusch; het
is niets voor jou. Ik zou het niet kunnen
verdragen, je op het tooneel te zien,
Hester!"
„En waarom niet? Je bent een goede
jongen, Innes, maar je begrijpt me niet.
Je wilt me angst aanjagen voor 't tooneel,
maar ik ben niet bang. Misschien omdat ik
geen ondervinding heb. Doch je moet me
helpen; wil je?"
Hij liep gejaagd de kamer op en neer.
„Er is nog een andere uitweg voor je,
behalve het tooneel," zei hij. „Je weet,
wat ik bedoel; ik heb het je al meer ge
zegd. Hester; hou je dan niet een klein
beetje van me? We zijn altijd zulke goede
vrienden geweest en ik hou zooveel van
jou, dat ik soms het gevoel heb, je zoo in
m’n armen te willen nemen en voor mij
EEN IDYLLISCH PLEKJE NABIJ DE WAAL OP HET EILAND TEXEL.
I
‘s;
I