Bijlage i
Wetten van Non Sordent 1923
Non Sordent in Undis richtte zich al vanaf haar ontstaan bij de
Latijnsche School in Middelburg op stijl en welsprekendheid.
Daarbij golden duidelijke regels, de Wetten van Non Sordent.
De betreffende wetsregels van 1823 luidden als volgt:
ART. 98.
De werkzaamheden die op eene vergadering verrigt zullen wor
den zijn:
a Het houden eener improvisatie.
b. Het leveren eener oratie.
c. Het houden eener recensie van de oratie in de vorige verga
dering geleverd.
d. Het stellen en defenderen van theses en het opponeren daar
tegen.
e. Reciteren.
ART. 99.
De werkzaamheden zullen onder de leden, verdeeld worden volgens
een rooster daarvan op te maken aan einde van elke vergadering.
ART. 100.
Het zal elk lid nogtans vrijstaan de hem opgelegde werkzaam
heid een ander over te dragen of met hem te wisselen.
ART. 101.
Niemand zal evenwel zich kunnen vrijwaren van de boete voor
het niet verrigten eener werkzaamheid bepaald, ten ware hij om
eene door de leden gebillijkte reden zich van
het bijwonen der vergadering kan excuseren.
ART. 102.
Schoon een lid schriftelijk te kennen geeft verhinderd te zijn de
vergadering bij te wonen, zal hij nogtans gehouden zijne werk
zaamheid welke schriftelijk wordt geleverd, aan de vergadering
ter hand te stellen; wordende hij bij gebreke van dien gecen
seerd geene werkzaamheid geleverd te hebben.
A. HET IMPROVISEREN.
ART. 103.
Het onderwerp der improvisatie zal gekozen worden uit de ver
schillende onderwerpen door de leden te voren schriftelijk opge
geven en aan de goedkeuring der vergadering onderworpen. Elk
lid geeft slechts één onderwerp op.
ART. 104.
De improvisatie zal minstens 5 minuten moeten, en niet langer
dan 10 minuten mogen duren.
ART. 105.
Al wie zich niet houdt aan den tijd voor den duur der improvi
satie gesteld, vervalt in de boete van f 0.25. In 't geheel niet in
staat zijnde eene improvisatie te houden verbeurt men f 0.50.
B. OVER DE ORATIE.
ART. 106.
De oratie zal in de Hollandsche of in eene der andere nieuwe
talen worden gehouden.
ART. 107.
Het onderwerp der oratie wordt aan eigene keuze overgelaten.
ART. 108.
De oratie zal een kwartier moeten doch langer mogen duren.
Voor elke begonnen 5 minuten die zij te kort duurt betaalt men
f 0.20; minder dan 10 minuten durende wordt zij voor geene
oratie gehouden.
ART. 109.
Al wie niet in staat is eene oratie te leveren vervalt in de boete
van f 1.50.
ART. 110.
Niemand zal in een tijdsverloop van 2 jaren dezelfde oratie
mogen houden.
ART. iii.
Na afloop der oratie wordt door den praeses aan de leden hun
gevoelen over het geleverde gevraagd.
C. DE RECENSIE.
ART. 112.
De recensie der oratie, in de vorige vergadering gehouden, zal
moeten worden geleverd in dezelfde taal waarin de oratie is
gesteld.
ART. 113.
Iemand de vorige bepaling niet nakomende valt in de termen
van hem, die geene recensie geleverd heeft.
ART. 114.
Al wie geene geschrevene recensie kan produceren wordt beboet
met f 0.50.
D. OVER HET DEFENDEREN EN OPPONEREN.
ART. 115.
In elke vergadering zullen 6 theses moeten doch meerdere kun
nen worden gesteld.
ART. 116.
De te stellen theses zullen op de comrnentatie de vergadering
voorafgaande, aan de goedkeuring der leden worden onderwor
pen. Eene theses, door de leden verworpen zijnde, zal door eene
andere vervangen worden.
ART. 117.
Voor elke theses die men minder heeft dan zes, verbeurt
men f 0,25.
ART. 118.
Op de comrnentatie zal de defendens van zijne theses den
ab-actis afschrift geven, die daarvan aan alle leden on hono-
70