De Veerse Gatdam is de dam waarmee het Veerse Gat op
27 april 1961 werd afgesloten. Hierdoor ontstond het Veerse
Meer. De dam is 2,8 kilometer lang en loopt van Walcheren
naar Noord-Beveland. Non Sordent gaf acte de présence. Foto
Rijkswaterstaat
moeilijke vragen beantwoorden over de benen van Miep
van Loon, de armen van de Schelde en zo meer. De inau
guratie bul heb ik nog steeds bewaard.
En kort nadien kreeg ik mijn eerste bestuursfunctie,
signifer of lantaarnopsteker.
De attributen, die destijds nog aanwezig waren: Doove
Ko (natuurlijk!met zilveren gespen, een of meer 'apen'
(lantaarns), de stoel voor het jongste lid, oude fotoboeken,
het liedboek voor de Wildzang, het kerkenzakje voor de
'veertig kluten boete', en natuurlijk het vaandel.
Volgende episode: de nacht van 2 op 3 december 1959. Ik
woonde destijds in het Wallon, Rapenburg 12. jan van
Epenhuysen kwam me al voor 6 uur wekken met de mede
deling: de hele sociëteit is afgebrand! Wat een rampspoed.
We zouden die avond dies vieren van Non Sordent, en de
ingeslagen oesters lagen in de kelder van de sociëteit. Die
was niet toegankelijk, want de brandweer was daar heer
en meester.
Gelukkig wist de toenmalige directeur, de heer de
Gunst (in de wandeling genaamd 'de pad') hierop raad.
Hij stond toe dat wij de oesters uit de kelder van de soci
ëteit gingen halen. Even goed claimde hij de oesters bij de
verzekering.
Het vaandel van Non Sordent had in die tijd een
ereplaats: aan het begin van de grote trap. Dus het eer
ste vaandel dat gered werd bij de brand, was het Non
Sordent-vaandel. Het vaandel van het collegium stond
in de bibliotheek bij de brandhaard, en dat was reddeloos
verloren.
Lustrum ig6o. Jaar in jaar uit hadden we het erover
Er bestond een oude regel, die inhield, dat het vaandel
van Non Sordent vóór het vaandel van het corps mocht
uitrijden. Dat was vastgelegd in een brief uit ïgiy, die ik
nog persoonlijk heb geraadpleegd in het corps-archief. Dat
archief was niet verbrand, want het bevond zich in een
aparte ruimte achter de 'binnenplaats' en dus buiten het
eigenlijke sociëteitsgebouw.
Het collegium werd door ons destijds aangeduid als het
'jonge collegium', in tegenstelling tot het 'oude collegium'
van Non Sordent. Welnu, het jonge collegium stelde zich
op het standpunt, dat dat recht van Non Sordent niet
meer bestond.
De juiste samenstelling van het bestuur in ig6o weet ik
niet meer, maar Jan Maurits de Jonge en Hugo van der
Goes en ik zullen er zeker in hebben gezeten. Als bestuur
namen wij het besluit om toch maar voor het collegium
uit te rijden. En zo geschiedde. Later werden wij door het
collegium op het matje geroepen, maar het verschil van
mening bleef bestaan. Het werd overigens wel afgedron
ken. In de notulen van Non Sordent schreef ik uiteraard,
dat wij het jonge collegium op het matje hadden geroe
pen.
Het zelfde jaar werd ook het lustrum van Non Sordent
gevierd, en wel in Middelburg in de Statenzaal. Bij die
gelegenheid hadden wij speciaal een voorzittershamer
laten vervaardigen, ik meen bij een houtsnijder in Kapelle.
Ik heb die hamer destijds als Praeses Non Sordent aange
boden aan Guus de Casembroot, de toenmalige Commis
saris der Koningin. Hij was er zeer verguld mee.
46