ZUIVERE ZEEUWEN Van uutjes tot wildzang 'Ze zouden op reis gaan met hun twaalven en kwamen om daartoe gemonsterd te worden tezamen bij hun Prae- ses Benteyn. Om te laten blijken, dat hun persoonlijke kas bij zou kunnen springen, wanneer de dispuutkas leeg zou blijken, moesten ze allen een kopstuk toonen; - de spreker mag niet verhelen, dat het steeds dezelfde rijksdaalder was, die langs den rug van den eh ...fiscus doorgegeven, te voorschijn kwam. Met de vier reden ze naar het station; ze waren nog zoo eenvoudig toen, en per derde klasse begonnen ze hun tocht tot Nijmegen. Met hen reisde een kermiskunsten maker, die schitterend dierengeluiden nabootste, vooral schapen. Zoo kwamen ze in Nijmegen en hun eerste gang was naar het ouderlijk huis van een kennis. De keurige knecht liet hen binnen, ging hun vriend roepen en toen die zich boven aan de trap vertoonde, zeiden ze als uit één mond: 'gelijk eene kudde schapen: mè'. 'Ik ga dadelijk met jelui mee', antwoordde de aldus toegesprokene en loodste hen zoo snel mogelijk het huis uit. Aan het eind van de negentiende eeuw raakte de for mule van Non Sordent in Undis enigszins sleets. De animo om veertiendaags serieus in discussie te gaan taande. De Zeeuwen hadden geproefd van het vrolijke en vrije studentenleven en de uutjes, de uitstapjes per koets, en later ook per trein, naar exotische oor den zoals in 1860 naar De Eifel. Dat beviel de heren steeds meer dan de diepgaande debatten op Leidse studentenkamers. De reiskosten kwamen uit de clubkas, die jaarlijks met contributies en boetes werd gespekt. Aan het reisje naar de Eifel en de Ahr nam het hele gezelschap van twaalf Zeeuwen graag deel: Toen kwamen ze in het Ahrthal; ze lazen in de Kölnische een bericht, dat er 12 wilde zwijnen in het Ahrthal gezien waren en inderdaad, ze geloofden allen, dat zij zelf er mede bedoeld waren. Alle twaalf vonden ze één en het zelfde meisje het goddelijkst, alle twaalf maakten ze op haar gedichten en prozastukken - het is te hopen, dat ze die lawine overleefd heeft! In het Ahrthal kan men een bijzonder vischje eten, Rümpfichen, men zette hun zeker Würmchen voor en niet al te versche ook, maar één van hen, die niet heelemaal vrij was van aanstellerij, zat er zeer van te smullen en steeds hun aandacht te vestigen op dit goddelijk gerecht. Sindsdien noemden ze hem 'Rümpfchenfresser' Hun reisgezel Boeye placht het Dagblad te lezen, 33

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2015 | | pagina 34