Koetsjes met leden van Non Sordent voor het station van Middelburg ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan, 1915
De eerste honderd jaar van Non Sordent kwam uiter
aard ruim aan bod in de feestrede van Willem Bern-
hard Doorenbos, medisch student en praeses van het
Collegium bij het honderd jarig bestaan in 1915.
Dan doet de Praeses nog eenige grepen uit de geschiede
nis. Vroeger heeft Non Sordent hard en ijverig gewerkt,
maar nog meer dienden de werkzaamheden om in den
vorm van boeten gelden voor de kas op te brengen, want
bij de zware werkzaamheden van theses en oraties kon
men geen gelegenheid voorbij laten gaan om een feest te
vieren: de stichtingsdatum werd driemaal 'sjaars gevierd.
In Maart de stichting in 1813 van het Middelburgsch
Gymnasiasten-dispuut Fide, Amicitia et Virtute, in Octo-
ber de gedenking van den dag, waarop in 1820 de naam
Non Sordent in Undis werd aangenomen, en op den jden
December de stichtingsdag in 1815 van de Studenten-
afdeeling van Fide, Amicitia et Virtute en altijd vloeide
daarbij de rij der pocula over van hetzelfde enthousiasme
voor Non Sordent in Undis als tegenwoordig. In 1830
worden de vergaderingen geschorst wegens het uittrekken
van de Leidsche jagers, maar in 1831 worden ze alweer
hervat; dan vindt hij een groen, dat zoo blijde was, dat het
lid mocht worden, dat hetf 20, - als entree betaalde.
Dan volgt in 1839 op den $en Mei de veelbesproken verga
dering, waarin Non Sordent besluit zijn vrijheid te hand
haven tegenover het nieuw ontstane Collegium Supremum,
waaruit de voorrechten tegenover het L. S. C. zijn voort
gevloeid, namelijk het recht op de blauwe pluimen en het
recht om in officiële optochten ons vaandel aan dat van het
Leidsche Studenten Corps te doen voorafgaan. In 1843 vond
Praeses een merkwaardig teeken van de vroegere toestanden;
eenige leden werden toegedronken, omdat ze de ijsschollen
gebraveerd hadden om naar huis te gaan; als schoone toe
komstmuziek drinkt men dan in 1846 op de plannen voor
den Limburgsch-Zeeuwschen Spoorweg, verwachtingen die
eerst een kwart eeuw later in vervulling zouden gaan.
Dan vraagt de heer Af. Fokker het woord, hij spreekt zijn
dank uit, dat het Collegium van zijn huis gebruik heeft wil
len maken. Nu vraagt hij, opdat de Gens fokkeriana ook in
zijn nakomelingschap voor Non Sordent zal kunnen werken,
dat het dispuut zijn huis tot Zeeuwschen bodem zal verkla
ren. Praeses antwoordt hem, dat door de reglementswijziging
van 26 november 1915 het Collegium zijn, verlangen al heeft
voorkomen; daardoor toch kunnen ook leden van geslachten,
die het Collegium als zuiver Zeeuwsch zal erkennen en van
wier Zeeuwsche gevoelens voldoende blijk zal zijn gegeven, tot
leden van Non Sordent worden gekozen.
3°