tuigden hem daarop af, hetgeen leidde tot maatrege
len tegen groensenaten in het algemeen. Om daar
onderuit te komen, bundelden de meeste Leidse
groensenaten hun krachten in een gezamenlijk corps
bedoeld om orde te scheppen bij het ontgroenen van
aankomende Leidse studenten. Om dat te bereiken
werd aan alle Leidse studentenverenigingen en dus
ook aan Non Sordent gevraagd, om slechts leden
toe te laten die aangesloten waren bij het Corps. Dat
kende zichzelf een centrale rol en plaats toe bij de
opvang van nieuwe studenten in het trefcentrum van
het Corps, de sociëteit Minerva. 135 Jaar later zou het
corps fuseren met de Vereeniging voor Vrouwelijke
Studenten te Leiden, om samen de LSV Minerva te
gaan vormen.
Non Sordent moest aanvankelijk weinig van het
Studentencorps hebben. Het was nog steeds aangeslo
ten bij de exclusieve groensenaat Vis Unita Fortior en
zag weinig in het 'gewone' Corps. Vis Unita Fortior,
dat afspraken had met het Corps over de ontgroe
ning, heeft nog geprobeerd om het Corps terzijde te
schuiven. Maar dat lukte niet. Integendeel, het Corps
verdrong Vis Unita Fortior, dat uiteindelijk in 1846
ophield te bestaan.
Non Sordent schaarde zich daarna schoorvoetend
onder de vlag van het Leidsche Studenten Corps,
nadat enige Non Sordentleden waren toegetreden tot
het collegium, het bestuur van het Corps. Maar pas
vanaf 1859 schrijft de Wet van Non Sordent voor dat
alleen leden van het Corps lid mogen worden van Non
Sordent.
Iets van de oude grandeur van Vis Unita Fortior
bleef echter bestaan in Non Sordent. De koetsjes van
het Collegium van Non Sordent rijden bij officiële
gelegenheden aan de kop van de Leidse studenten
parade. Hun paarden zijn daarbij getooid met de
Blauwe pluimen, die in alle andere gevallen slechts
het totem zijn van het Collegium van het Corps. Een
subtiele hint naar de bijzondere historische status die
het Zeeuws studentengezelschap zich in Leiden wist
te verwerven. Er wordt door studentenverenigingen
weinig meer in koetsjes gereden. Maar het heerlijke
recht om het Leidse studentencortège aan te mogen
voeren, komt nog steeds toe aan Non Sordent, zij het
nu meestal te voet. Het is een van de vele gebruiken
van Non Sordent, die in het volgende hoofdstuk aan
bod komen.
Ook in Leiden staan tradities onder druk. In het
jaar 2000 deed mr. A. P. R. Jacobovitz de Szeged, als
ouwe pies van het jaar 1954 mee aan een défilé van
het Corps in Leiden: 'Mijn schok was groot toen ik in
2000, voor het eerst weer deelnemend aan de intocht,
Non Sordent ergens midden in de stoet moest zien
te vinden. Naar de daar drentelende leden mij zeiden
hadden zij hun rechtmatige plaats geheel voorin prijs
gegeven voor een krat bier!'
De vraag of dat eenmalig was, dan wel een signaal
dat er ook voor Non Sordent andere tijden aan het
aanbreken zijn, wordt verderop in dit boek voorgelegd
aan het huidige bestuur van het gezelschap, dat sinds
1928 de naam Collegium Illustre cui symbolum Non
Sordent in Undis draagt. Zulks nadat het Leidsche
Studentencorps in 1924 de bijzondere positie van Non
Sordent als oudste club in het Corps ook schriftelijke
vastlegde en het collegium, het bestuur van Non Sor
dent het epitheton 'Illustre' meegaf.
Studentenweerbaarheid
De leden van Non Sordent participeerden uiteraard
ook in jaarclubs en andere subverenigingen van het
Corps, waaronder niet in de laatste plaats de Leidsche
Vrijwillige Jagers, de voorganger van de Leidsche Stu
dentenweerbaarheid Pro Patria.
De studentenweerbaarheid stond paraat bij een
mogelijke inval van de Fransen in 1815, maar kwam
pas echt in 1831 in actie tijdens de Tiendaagse Veld
tocht tegen de opstandige Belgen. De Leidsche Jagers
werden bij hun vertrek naar het front enthousiast
uitgezwaaid voor hun strijd tegen 'het muitziek rot
der Belgen'. Tot echt vechten kwam het in die tien
dagen niet, want de strijdlustige studenten werden uit
de vuurlinie gehouden. Toch legden er een paar het
loodje.
Onder het zingen van een opvallend strijdlied
meldden zij zich een paar weken later weer terug bij
de Leydsche Atheen:
26