Leendert Springer (prentmaker naar tekening van J. Fleuss), Bijeenkomst van studenten in de Studentensociëteit Minerva, op het Rapenburg te Leiden, studiejaar 1829-1830, lithografie 44 x 56 cm. Collectie Rijksmuseum Amsterdam Leienaren Philipse arriveerde in 1815 enigszins bibberend in Leiden met zijn Zeeuwse clubje van succesvolle scholieren van de Latijnsche School van Middelburg. Thuis ongetwijfeld een grote mond in het studenti koze genootschap Fide, Amicitia et Virtute, en gevierd en gevreesd in Middelburg als het puikje van de elite die het nu helemaal zou gaan maken in het verre Holland. Maar in Leiden hadden deze jonge heren bij binnenkomst weinig in de melk te brokkelen, behalve dan hun chique afkomst. Het Zuid-Hollandse stadje, met 27.000 inwoners dubbel zo groot als Middelburg, zat vol welgestelde stadse jonge heertjes, die neer keken op Jan met de pet en op groentjes uit de pro vincie. Het is niet uitgesloten dat Fide, Amacitia et Virtute reeds in Middelburg bedoeld was als voor bereiding op het verbale geweld dat in Leiden te wach ten stond. Maar in elk geval reisden ze vol vertrouwen per koets naar Leiden af. Want het was logistiek een hele onderneming om in die jaren van Middelburg maar Leiden te reizen. Het vergde koetsen, stoomboten en trekschuiten. Pas in 1868 kwam er een spoorlijn van Bergen op Zoom naar Goes. Die werd vijf jaar later doorgetrokken naar Vlissingen. Net als de meeste studenten in hun tijd, had den ook de Zeeuwse leden van Non Sordent het goed. Ze kwamen uit gefortuneerde families en genoten als student in de achttiende eeuw bovendien 15

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2015 | | pagina 16