was aanvankelijk een leessociëteit van regenten,
artsen en predikanten en was weinig natuurweten
schappelijk gericht. Oorspronkelijk luidde de naam
het Genootschap ter bevordering van Nuttige Kunsten
en Wetenschappen te Vlissingen. Criteria voor het
lidmaatschap waren geleerdheid en het vervullen van
een waardige functie in de samenleving. In Zeeland
hadden de verlichtingsidealen een sterk christelijk
karakter. Het bestuderen van kunst en wetenschap
zou meer inzicht geven in Gods schepping.
Het Zeeuw Genootschap onderhield dan ook
nauwe banden met de kerk en liet zich tevens leiden
door de muzen Astrologia, Musica, Poëtica, Arithmetica,
Pictura, Architectura en Geometria. Op het zegel van
het Genootschap is een rots in zee te zien waarop
de zeven muzen zitten zeven vrouwen die, met hun
attributen, de zeven vrije kunsten personifiëren. Het
omschrift luidt Non Sordent in Undis.
Non Sordent in Undis
In 1820 zou dat de zinspreuk worden van het inmid
dels Leidse dispuut Fide, Amicitia et Virtute. Een
aanwijzing, dat het studentengezelschap geïnspireerd
werd door de Verlichting op zijn Zeeuws.
Wat betekent de zinspreuk Non Sordent in Undis
eigenlijk. De oudste verklaring vinden we in De
Nieuwe Nederlandsche Jaerboeken van 1781: 'hoewel
het gewest Zeeland alomme van de golven wordt
bespoeld, dienen de weetenschappen niet verwaar
loosd te worden'.
Anno 2015 houdt de folder waarmee het genoot
schap nu nieuwe leden probeert te trekken het op
twee vrije vertalingen, die zich richten op de zeven
muzen op de rots in zee: 'Zij worden niet bevuild in
de golven' en 'Zij staan in hoog aanzien'.
Vanuit de hoek van het Haarlemse Teylers
Genootschap, al eeuwenlang een concurrent van het
Zeeuwsch Genootschap, meldt een publicatie dat Non
Sordent in Undis betekent: 'laten we onze achterstand
opheffen', dan wel 'laat ze ons niet verachten'. Kortom,
een zinspreuk die zou duiden op een provinciaals
minderwaardigheidscomplex. Maar dat lijkt wat over
dreven als je kijkt naar het Leidse dispuut van Jacobus
Hermannus Philipse. In de tweehonderd jaar van zijn
bestaan had het studentendispuut Non Sordent in
Undis weinig last van een gevoel van minderwaardig
heid. Integendeel, het waren elitaire jongeheren, sterk
overtuigd van de deftigheid van hun Zeeuwse afkomst
en in de eerste eeuw van hun bestaan als vereniging
vooral braaf en serieus en gericht op verantwoord
vermaak. Dat was en is nog steeds hun imago bij het
Leids studentencorps. Een citaat uit het eerder geme
moreerde 'Levensberigt' van Jacobus Hermannus bij
het overlijden van Jan Willem Ermerins, een van de
medeoprichters van Non Sordent, versterkt het beeld.
ik behoef slechts mannen als C. Pruys van der Hoeven,
H.C. van der Boon Mesch, J. Landt, Nicol. Tholen, R.J.
Koolhaas, C.W.H. van Kaathoven, Jan van der Hoeven,
J.C. van den Broecke, als toenmalige of iets later aange
stelde leden dier jeugdige vereeniging te noemen, om te too-
nen dat men daar den tijd niet in onnutte bespiegelingen
of ijdele gesprekken verbeuzelde, maar stevige fundamen
ten trachtte te leggen, waarop later hun roem, als mannen
der wetenschap en praktijk zou worden opgetrokken.
De Wetten die Non Sordent in Undis zichzelf in
Middelburg en Leiden oplegde, maakten duidelijk dat
er weinig ruimte was voor 'onnutte bespiegelingen of
ijdele gesprekken'. Het was een serieus dispuut met
strakke richtlijnen over 'het houden ener improvisatie,
het leveren eener oratie, het houden eener recensie
van de oratie in de vorige vergadering geleverd, het
stellen en defenderen van theses en het opponoren
daartegen en het behandelen van quaesties'. Daarbij
kwam ook nog het reciteren van proza en poëzie. Aan
vankelijk geheel in het Latijn, maar in de loop van de
negentiende eeuw steeds meer in een moderne taal.
De geest van de tijd waarin het nieuwe studenten
gezelschap wortelde, vielen in de nadagen van Neder
land onder Napoleontisch gezag. Na het vertrek van
Lodewijk Napoleon als koning van ons land, werd
het Franse juk steeds zwaarder gevoeld. De slag bij
Waterloo maakte daar een eind aan en werd ook in
Middelburg als een zegen ervaren. Wij bladeren in het
stadsarchief van Middelburg.
9