Willem Imandt, Berglandschap met sawa'sca. 1918. Olieverf op doek, 50 x 70 cm. Foto: Anda van Riet.
uw schrijven van heden waarin U bout weg verklaart,
dat ik U bedriegen wil door U een hoogeren prijs in
rekening te brengen dan ik te Solo noteerde.' Imandt
hoopte evenwel dat alles op een misverstand berustte
en sloot ter informatie de tentoonstellinglijst met
prijzen in. Op het einde van de brief biedt hij de vorst
veel ruimte tot 'inkeer' te komen. 'Wijl ik met het
Djokjasche vorstenhuis jarenlang op de aangenaamste
manier zaken gedaan heb, zou het me spijten, als deze
voor mij hoogst pijnlijke kwestie geen bevredigende
oplossing kan krijgen. Wat mij betreft, ik wil niets
liever dan dat.' Enige dagen ema ontving Imandt de
postwissel met het gevraagde bedrag en een begelei
dend schijven van Mangkunegoro VII. Hij antwoordde
de vorst dat hij met beide zeer was ingenomen en
nodigde hem uit zijn atelier in Magelang te bezoeken
want hij had iets bijzonders in de aanbieding. 'Ik heb
momenteel een zeer groot doek, zoo groot als een
muur. Het is m.i. uitstekend geslaagd en stelt de bran
ding van den Indischen Oceaan aan het Zuiderstrand
van Java voor. Het wordt algemeen geroemd.' Dit is de
stem van een zelfverzekerde kunstenaar die ook het
zeer grote formaat niet meer schuwt.
In zijn nieuwe woonplaats vernam hij dat zijn
vader op 28 februari 1920 was overleden. Het liefst
wilde hij zo snel mogelijk naar Nederland, maar pas
eind juli kon hij een passage boeken en op 14 septem
ber 1920 kwam hij met de Vondel in Amsterdam aan.
Het moet een moeilijke beslissing zijn geweest Java
op dat moment te verlaten met de kennis dat hij niet
aanwezig kon zijn bij de opening in augustus van de
expositie van de Bataviasche Kunstkring. Daar koes
terde hij waarschijnlijk hoge verwachtingen van zeker
na het echec van zijn eerste optreden daar in 1915.
Hij verbleef drie weken in Nederland bij zijn moeder
en zus Sophia in Den Haag en hielp mee de erfenis
te regelen. Op 5 oktober 1920 vertrok Imandt met de
Rindjani vanuit Rotterdam weer terug naar Indonesië.
31 Zeeuws Tijdschrift 2013 1-2