beukenlanen laat hij op zijn doeken zien. Wij menen
dat hij de zonsopkomst en zonsondergang het best
weet te treffen.'
In november van hetzelfde jaar exposeert Imandt
wederom in de directiekamer van de sociëteit. Wat
belichting betreft was zijn werk er volgens de recen
sent op vooruit gegaan. Hij vond Imandts schilderij
van de Boroboedoer op een foto lijken en dat het een
goed idee van het ingewikkelde kunstgebouw gaf. De
gouverneur-generaal bezocht de tentoonstelling en
een ambtenaar in zijn gevolg suggereerde Imandt in
Buitenzorg te exposeren. 'Imandt schildert nu een
doek voor de vertrekkend resident vanuit diens tuin',
berichtte het Bataviaasch Nieuwsblad. Zijn werk begon
nu ook bij hogere Nederlandse bestuurders in de
smaak te vallen. Zij volgden daarmee de door Mang-
kunegoro VII ingezette trend. Die vroeg Imandt kort
na de tentoonstelling voor hem een schilderij van de
Boroboedoer te maken. Die lag niet ver van Moen-
tilan waarnaar Imandt verhuisd was. In Moentilan
woonden weinig Europeanen maar wel veel Chinezen.
Vlakbij lagen de hindoetempels Tjandi Mendoet, de
Tjandi Bawon en de Boroboedoer. Hij bleef tot eind
jaren twintig uitsneden van die mystieke plek regel
matig schilderen; zij behoren tot de hoogtepunten van
zijn oeuvre. Begin 1917 liet hij het werk bij de vorst
bezorgen.
In maart 1917 exposeerde hij wederom met succes
bij de sociëteit. 'Goede zaken. Na de te Solo gehou
den schilder-tentoonstelling ontving de kunstenaar
Imandt voor een nabestelling nog f. 2000.' Alleen die
nabestelling al beliep het dubbele van zijn jaarsalaris
als onderwijzer. Niet alleen de kwaliteit van zijn werk
begon te verbeteren, ook verkocht het goed. Eind
september van datzelfde jaar bezocht Mangkunegoro
VII hem. 'Gister bezocht de kroonprins en negen kra
tonprinsen het atelier van de kunstschilder Imandt,
te Moentilan. Daarna bezochten ze de Hollandsch-
Inlandsche Katholieke Kweekschool. Dat deden ze
onder begeleiding van Imandt, want die gaf daar
vanaf eind 1915 tekenles. Op het eind van dat jaar was
het oog van de gouverneur-generaal bij diens bezoek
aan de kweekschool gevallen op 'een mooie krijtte
kening op één der schoolborden, voorstellende een
Indisch landschap en geschetst door den heer Imandt,
een schilder met talent, onderwijzer aan deze school.'
Dat deed hij parttime naast zijn baan als hoofdonder
wijzer aan de katholieke lagere school waaraan hij na
zijn eervol ontslag uit koloniale dienst ging werken.
Tot aan zijn pensionering in 1929 zou hij op diver
se plaatsen aan katholieke scholen op Java les blijven
geven. Het katholiek onderwijs in Nederlands-Indië
had er een grote vlucht genomen. De jezuïet F.J.G.
van Lith was er een groot stimulator van. Geheel in
de jezuïtische traditie, had hij groot respect voor de
inheemse, Javaanse taal en cultuur die hij bestudeerd
had en hij stond in hoog aanzien bij de Javanen. Hij
was de stichter van het Xaverius-college in Moen
tilan waarvan de kweekschool deel uitmaakte. Van
Lith oefende ongetwijfeld invloed op de diepgelovige
Imandt uit. Is het welllicht daaruit te verklaren dat hij
radicaal voor de mystiek van het landschap koos in
plaats van voor schilderijen met half blote vrouwen
figuren?
Vanaf 1916 prijkt in zijn brievenhoofd steevast
'Imandt Kunstschilder' en gaandeweg werd schilderen
zijn voornaamste passie én inkomstenbron hoewel er
nog genoeg kritiek op zijn werk was zoals in het tijd
schrift De Taak over een tentoonstelling in Yogyakarta.
'De schilder Imandt, berucht om zijn avondluchten
en bergen, kan stilzwijgend worden voorbijgegaan.'
Hij had toen nog niet het stadium bereikt dat hij later
als volgt verwoordde: 'Wie niet streng sober weet te
blijven bij de uitbeelding van de machtige emoties,
slaagt hier niet. Indië is wonderbaar schoon, niet
omdat het hooge bergen heeft en de zon hier fel
brandt, maar omdat het in zijne kleurnuanceringen
van die kleine, fijne verschillen met het Westen biedt.
Zeer zeker, Indië frappeert door zijn warmen gloed,
door zijn felle kleurencontrasten, maar die vindt men
in het Westen ook. Het eigen cachet ontleent het
Indische palet aan zijn in het Westen onbestaanbare
27 Zeeuws Tijdschrift 2015 1-2