Wim en Gerard Imandt, 1912. Foto: F. Geveke, Amsterdam.
Europeanen, 3.700 Chinezen en de rest Javanen.
Daar werd Imandt begin 1911 opnieuw ernstig
ziek. Volgens Elizabeth heeft Imandt zijn hele leven
last gehad van zijn nieren maar kon hij zich goed
behelpen met koemis koetjing (Orthosiphon stamineus
dat hij gemengd met kruidenthee tot zich nam. Het
was vooral een chronische voorhoofdsholteontsteking
waar hij vanaf zijn jeugd aan leed die hem parten
speelde. Artsen raadden hem naar Amsterdam te
gaan voor een operatief ingrijpen. Het resultaat van
wat uiteindelijk meerdere operaties werden, bleef zijn
verdere leven zichtbaar. Hij hield er een enigszins
asymmetrisch gezicht aan over. Wel was hij verlost
van de chronische voorhoofdsholteontsteking.
Hij kreeg één jaar verlof op een traktement van
100 gulden per maand. Het gezin vertrok in april 1911
met de Tambora naar Amsterdam. Het arriveerde
een maand later op 13 mei in Amsterdam. Ze gingen
wonen in de Retiefstraat waar inmiddels zijn ouders
woonden. Begin augustus 1911 werd hun tweede zoon
Gerard geboren. In januari 1913 hervatte hij als tijde
lijk onderwijzer het werk aan school no. 90.
Kunst- en hofschilder
Pas op 9 augustus 1913, na dik twee jaar verlof uit
Indië, vertrok hij met zijn gezin uit Rotterdam op
de Willis richting Batavia. Het zou zeven jaar duren
voor hij terugkwam naar Nederland. In september
1913 ging Imandt weer aan de slag op dezelfde school
in Bandoeng. Een jaar later werd hij benoemd aan
de Hollandsch-Chineesche School in Lassem. Die
plaats in de residentie Rembang werd voornamelijk
bewoond door Chinezen die sarongs voor de export
produceerden. Een jaar later verruilde hij die school
met de gelijknamige in Yogyakarta. Net als op de
school in Lassem zaten er, naast Europese, Chinese
leerlingen op van welvarende Chinese zakenlui. Die
stad is een van de culturele centra van Java. Ze telde
100.000 inwoners waarvan 3000 Europeanen en
5000 Chinezen. Overheersend middelpunt van de
stad vormde de kraton van de sultan van Yogyakarta
die niet om zijn pro-Nederlandse houding bekend
stond. Dit in tegenstelling tot Mangkunegoro VII
van het Mangkunegaran Huis in Soerakarta (Solo);
Imandt schreef hem aan als Pangeran Adipati Ario
Praboe Prangwadono, hij stond open voor de Wes
terse cultuur en was een kunstmecenas. Dit blijkt uit
tien brieven van Imandt aan Mangkunegoro VII.
Ze bestrijken de periode 1916-1922 en werpen
een interessant licht op zijn verhouding met deze
invloedrijke inheemse opdrachtgever. Kennelijk had
Mangkunegoro VII Imandts werken in 1915 gezien
op een pasar malam in Salatiga en was er gechar
meerd door geraakt. Het Nieuws van den Dag van
Nederlandsch-Indië berichtte dat die vorst werken van
Leo Eland had gekocht, maar in werkelijkheid ging
het om werken van Imandt. Die waardering stond
in schril contrast tot die van een Nederlandse recen
sent die schreef dat: zijn werk nog alles miste,
wat naar kracht en durf zweemde.' De bestelling van
Mangkunegoro VII betrof een landschap in de buurt
van Soerakarta dat afhankelijk van de grootte 150
a 200 gulden zou moeten kosten volgens Imandt.
Hij moet de waardering van de 'Hoogheid', zoals hij
Mangkunegoro VII aanschreef, wel bijzonder op prijs
hebben gesteld zeker gezien het negatieve oordeel van
de recensent. Hij besluit zijn brief met: 'En zal 't aan
25 Zeeuws Tijdschrift 2015 1-2