Willem Imandt, Gezicht op Antwerpen,
ca. 1908. Olieverf op doek, 30 x 40 cm.
Foto: Anda van Riet.
in hoogsteigen persoon op 9 oktober naar Clinge
afreisde 'ten einde te onderhandelen en te trachten
tot het opmaaken eener voordracht voor de vacature
school Kapellebrug.' Het resultaat was dat Imandt wel
op de lijst werd geplaatst maar in tegenstelling tot zijn
vorige sollicitatie slechts één stem kreeg. Imandt moet
teleurgesteld geweest zijn en beseft hebben dat een
post als hoofdonderwijzer in zijn geboorteland niet
snel zou vrijkomen. Hij moet toen het besluit hebben
genomen zijn heil elders te zoeken. Dat kon natuur
lijk niet op stel en sprong. Hij haalde zijn gram op
de Clingse gemeenteraad door zich op te werpen als
de spreekbuis van de onderwijzers in het Clingse die
ontevreden waren over hun salaris.
Ook in Imandts tijd waren de onderwijzers
ontevreden over hun beloning. Aan het begin van
de negentiende eeuw zaten de onderwijzers echter
in de hoogste ambtelijke inkomensgroepen. Zo zat
Imandt in de twee na hoogste belastingschaal van
vijfentwintig in het jaar 1907. Bovendien betaalde de
gemeente mee in het pensioen van de leraren. Toen
hun eigen bijdrage daaraan in 1906 met vijf procent
werd verhoogd, was de wereld te klein. De protestbrief
was door alle onderwijzers ondertekend en er was dus
sprake van een opstandje. De door Imandt opgestelde
drie pagina's tellende memorie van toelichting zegt
het nodige over hoe de onderwijzers hun positie in de
maatschappij zagen.
Ze vonden de minimumbeloning die door de over
heid was vastgesteld te laag omdat die de onder
wijzer niet veroorloofden te leven volgens den stand,
dien hij volgens zijne betrekking in de maatschappij
moet bekleeden.' Ze wezen erop dat in omliggende
gemeenten de bijdrage aan het pensioen wel werd
gecompenseerd en zagen het ook als verklaringsgrond
dat de meeste onderwijzers niet lang in het Clingse
bleven. B W van Clinge zat met de handen in het
haar en vroeg de schoolinspecteur om advies. Ook
die wist niet wat hij ermee moest aanvangen en zond
de brief en de memorie door aan Gedeputeerde Sta
ten van Zeeland die het op hun beurt weer aan het
ministerie van Binnenlandse Zaken doorzonden. De
lage beloning gevoegd bij het gegeven dat hij niet tot
hoofdonderwijzer was benoemd, waren al voldoende
redenen voor Imandt om naar een baan elders uit te
kijken. Maar daar kwam nog een belangrijkere reden
bij. Hij was in Amsterdam verliefd geworden op een
schone Friezin. Hij zal dan ook wel zeer gelukkig zijn
geweest toen hij bericht kreeg dat hij daar de slag kon.
Zijn brief kruiste die van B W van Clinge. Imandt
vroeg ontslag per 1 juli 1907. Dat werd hem toege
staan. Zonder gezichtsverlies liet hij zijn geboorteland
achter zich.
De roep van het hart en de Oost
Hij werd er officieel ingeschreven per 13 juli. Hij ging
op kamers in de Tilanusstraat vlakbij het Oosterpark.
Hij was aangesteld als onderwijzer 3e klasse op de
openbare school nr. 69. Op 7 november 1907 verloof
de hij zich met Eliza Frederica Robijns die geboren
was in het Friese Koudum en in Amsterdam zangles
sen volgde. Aan de oevers van het IJ kreeg het plan
19 Zeeuws Tijdschrift 2013 1-2