ner zorgden voor een goede sfeer in het
poffertjeshuis. Artikof groeide uit tot een
warm nest voor journalisten, middelbare
scholieren, kunstenaars en werkende jon
geren. Er hing een rol inpakpapier waarop
iedereen zijn commentaar kwijt kon. Dat
liep uiteen van poëtische ontboezemingen
tot pure roddel. Piet en Digna hadden
er wel oren naar op donderdagavonden
(tevens de koopavond) open te blijven
voor de literaire avonden.
Paul en Jos slaagden erin voor de eer
ste sessie een aantal jonge schrijvers en
dichters uit de omgeving te strikken zoals
Charles de Coster, Ferdi de la Ruelle,
Karin Huigh en Ad van Wolferen en het
cabaretduo Twee is Teveel maar ook voor
andere bijeenkomsten schrijvers en dich
ters als Simon Vinkenoog, Marga Minco
en Bernlef. 'Ongeveer een vijftig voorna
melijk jonge belangstellenden aanhoor
den de dichtsels van vier jonge literatoren
en de verzen van een zangduo. De tempe
ratuur in het uitpuilende koffiehuis van
de familie Blaauw steeg tot ver boven het
landelijke gemiddelde.' Paul en Jos beslo
ten dat al die pennenvruchten niet verlo
ren mochten gaan en gaven een gesten
cild literair tijdschrift uit onder de naam
Interkom. Zij organiseerden vier avonden.
De laatste, begin juni 1975, liep tot diep in
de nacht uit. Het was tegelijk een eindexa
menfee st want ongemerkt hadden ze hun
atheneumdiploma gehaald.
Zoetzure herinneringen
We schrijven 1970. Het befaamde Petrus
Hondius is, zo beweren kwade tongen,
verworden tot een Sodom en Gomorra.
Een school waar degelijk gedisciplineerd
onderwijs ver te zoeken zou zijn, en waar
losgeslagen leerlingen en leraren hun
goddelijke gang gaan. Seks, drugs en
rock-'n-roll in de Zuidlandstraat?
Aanvankelijk mocht ik niet naar 'dat
vrijgevochten PH', maar halverwege de
tweede klas van het Zeldenrustcollege
capituleerden mijn ouders. En, wat bleek
toen ik door de poorten van de PHel, was
gegaan? Het viel allemaal reuze mee. Met
de seks. Met de drugs, en jammer genoeg
ook met de rock-'n-roll. Hier volgt een
(door mijzelf) gecensureerde greep uit
een zoetzure middelbare schooltijd.
De leraar aardrijkskunde. Ik zie zijn
vollemaansgezicht weer voor me en, plop
daar komt op de herinnering aan de geur
van zijn Gauloises, gemengd met peper
munt. Dat was in een tijd dat roken in de
klas heel gewoon was. Het ritueel van het
opsteken van zijn sigaret kon ik uitteke
nen: eerst de kop van de sigaret een paar
keer tegen het bureaublad tikken, daarna
een pepermuntje in de mond, de Gauloise
aansteken, en dan die eerste trek als het
grote genieten begint: de ogen gelukzalig
naar omhoog gericht.
Meneer Wink (zo spraken wij hem
aan) vindt dat ik op de eerste rij pal voor
zijn neus moet zitten. Een moment onge
merkt afdwalen is er niet meer bij: 'Is
mevrouw Verbrugge nog bij de les? Waar
denkt ze aan?' 'Aan u meneer.' 'Zo!...
Vertel.' 'Ik vraag me af hoe het voelt als
u onder de douche staat, met die harde
waterstralen op uw kale hoofd. En wat
voor geluid dat dan geeft in uw hersen
pan.' Een lichte grijns, een priemende
blik, onverstoorbaar hervat hij zijn betoog
over passaten en moessons.
De boeiendste lessen waren voor mij
de uren godsdienstonderwijs van god-hoe-
heet-hij-ook-alweer? De Groot? Zijn gezicht
heb ik op mijn netvlies, maar zijn naam
ben ik kwijt. Hij had speciale ogen, ze
leken op die van een uil. Pastoor was hij,
geloof ik, in elk geval iets bij de katholieke
kerk - maar bovenal was hij een vrijdenker,
die zich niet liet insnoeren door (rooms-ka-
tholieke) dogma's. Zijn lessen waren
speciaal ingeroosterd voor het handjevol
rooms-katholieke leerlingen. Andere leer
lingen waren welkom, maar niet verplicht
de lessen te volgen. Ik wilde ze niet missen.
We spraken over de zin van het leven,
over het hoe, wat en waarom van het
bestaan. Over Jezus, over Boeddha. Over
reïncarnatie. Over wat doodgaan mogelijk
betekent: het absolute einde, of een nieuw
begin, een andere fase die je ziel ingaat?
Eindeloos waren we aan het filosoferen.
Tijdens die lessen had ik het gevoel (ein
delijk en) echt iets te leren. Alle vragen
en overwegingen die sinds ik jong was
door mijn hoofd speelden, mochten naar
buiten. Ik wist en voelde me serieus geno
men. De tijd vloog. De bel ging altijd te
vroeg. Dat van die tijd en de bel had ik
eigenlijk alleen bij deze les.
Bij ons om de Drentse hoek zit een
kwekerij, met lekkere, onbespoten groen
ten en kruiden. Vorig jaar kwam ik daar
een oude bekende tegen: 'juffrouw' Alba-
da van natuurkunde. De wereld is klein.
Ze was geen steek veranderd. Ik kennelijk
wel, want ze herkende me niet toen ik
haar aansprak. We uitten onze verbazing
over de toevallige ontmoeting. Zij was in
het hoge noorden komen wonen vanwege
de mooie fietsomgeving, en ik vanwege
de liefde. Ze had eigenlijk alleen maar
goede herinneringen aan het lesgeven en
aan de leerlingen van het Petrus Hondius.
Orde houden in de klas, was voor haar
nooit een probleem, vertelde ze toen dat
onderwerp voorbij kwam. Op een gegeven
moment stokte het gesprek. Later kwam
ze naar me toe met een vraag: 'Antoinet
te, hoe bereid je eigenlijk zeekraal, dat
moet jij als echte Zeeuwse toch weten'.
En dat wist ik. Soms zie ik haar in de
buurt fietsen met heel grote fietstassen
aan weerskanten. Net als toen. Som
mige dingen blijven hetzelfde.
Antoinette Verbrugge, havo, 1972-1977
Vrijheid-blijheid
Na jaren veroordeeld te zijn geweest tot
een gedwongen verblijf op de rooms-ka-
tholieke mulo, later mavo, te Terneuzen,
waar tucht, orde en netheid met hoofdlet
ters geschreven werden en waar educatie
verwerd tot memoriseren en reproduce
ren, was het Petrus Hondius in de jaren
zeventig een ware vrijplaats. Hier kon
de geest van het jonge broedsel vrijelijk
tot ontplooiing komen. Hier waren geen
regels (nou ja, ze waren er wel, maar
ze werden amper nageleefd), hier was
geen orde, maar een gezellige chaos, hier
46