f JMk Tïeiöjiwci "Teekenj) D =AOHBH «{V f t» Een impressie van de nog prille Sloedam (afbeelding uit het besproken boek). Behalve een jubileumboek publiceerden de onderzoe kers in 1998 een serie artikelen in Land en Water, een themanummer van het Tijdschrift voor Waterstaats geschiedenis en Wat 'Nat' en 'Droog' bindt, een gedenk boek bij het eeuwfeest van de Vereniging van Personeel werkzaam bij Verkeer en Waterstaat (VWP). De drie SHT-onderzoekers zetten zich daarna aan het schrij ven van hun proefschrift, op basis van het materiaal dat gebruikt was voor het jubileumboek. Berkers' Technocraten en bureaucraten behandelt een periode van 'spanningen binnen de Rijkswaterstaat'. Spanningen over organisatorische en personele kwes ties, maar ook naar aanleiding van een infrastructure le revolutie als de komst van een spoorwegnetwerk. In het Europese revolutiejaar 1848 vierde Rijkswaterstaat zijn vijftigjarig jubileum, maar het feestgedruis werd overstemd door geluiden van onvrede. Jonge, militair geschoolde ingenieurs, uitgerust met 'degenkwasten en gouden troetels', wilden meer invloed op het water- staatsbeleid en Nederland opstuwen in de modernise ringsgolf die over het continent rolde. De grootschalige bouwactiviteiten (spoor, rivierver beteringen) die volgden droogden echter omstreeks 1900 weer op, en Rijkswaterstaat met zijn leger van technische en administratieve beambten werd ineens een logge en bureaucratische organisatie genoemd; al in de negentiende eeuw was de term 'staat in de staat' vaak gebezigd. Een nieuwe crisis was het gevolg. Nieuwe reorganisaties moesten nu de dienst afstem men op moderne waterstaatkundige technologie, gekenmerkt door schaalvergroting, toepassing van nieuwe materialen (beton) en energiebronnen (elek triciteit). Berkers noemt, evenals Van der Ham, 1930 een keerpunt. De bouw van de Afsluitdijk was niet aan Rijkswaterstaat opgedragen wegens zijn ongeschikte organisatiestructuur, maar aan de Dienst der Zuider zeewerken, geleid weliswaar door ex-Rijkswaterstaats- ingenieurs. Traagheid, logheid, onkunde en conserva tisme verweet men de dienst in onbewimpelde ter men. Gevolg was, dat na een ingrijpende reorganisatie Rijkswaterstaat een eenhoofdige leiding kreeg: de directeur-generaal, en dat tal van nieuwe, centraal aangestuurde functionele, bouw- en studiediensten werden opgericht. Berkers trekt in zijn slotbeschou wing de lijnen van onder andere de personeelsontwik keling ver na 1930 door, zelfs tot in de jaren tachtig Hij haalt met betrekking tot de zoveelste omslag in de historie van Rijkswaterstaat, gedurende de jaren zeventig, een passage aan uit het jeugdboek Oosterschelde windkracht 10 (1976) van Jan Terlouw: 'Verschillende van onze jongere collega's vinden dat de Rijkswaterstaat voortholt als een blind paard over een eenmaal uitgezette weg. Ze vinden dat besluiten wél veranderd moeten kunnen worden, namelijk als de omstandigheden veranderen. En let op, ze krijgen steeds vaker hun zin.' Ook aan de andere kant van het chronologische spectrum houdt Eric Berkers zich niet al te strikt aan het toegemeten kader. Hoofdstuk 1 behandelt de 'Geboorte en crisis van "de ware waterstaat", 1798- 1848'. Hierin ook aandacht voor de bekende Zeeuwse waterstaatsman Andries Schraver, commissaris inspecteur in Zeeland en, aldus Berkers, 'een kleurrijk voorbeeld van de eerste generatie "watertovenaars" die het nationale waterstaatsbeleid decentraal gestalte moesten geven'. Maar ex-zeeman en bekwaam ex- patriottisch redenaar en politicus Schraver was veel méér. Een op een breed publiek gerichte, boeiend geschreven biografie - geen omgevallen boekenkast uit de spelonken van het Zeeuwsch Genootschap - over deze Zeeuw van internationale allure: daarop is het wachten. 57 ZEEUWS TijDSCHRiFT 2003/2-3

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2003 | | pagina 59