wachten in de passagiershal, het meepikken van een
zakje frites als er tijd voor is, het luisteren naar de
klappen die de boot uitdeelt aan de steiger tijdens het
aanleggen, het beklimmen van steile trappen
(Perkpolder-Kruiningen), het over de reling hangen
en staren in het water, aansluitend het je voorstellen
hoe het zou zijn om te springen, het beloeren van toe
risten tijdens de zomermaanden - wat denken ze, hoe
vinden ze het hier? - het verorberen van snert die
door de eigen keuken (kombuis) de hemel in wordt
geprezen, het op een schommelende vloer staan te
pissen, het voeren van een gesprek met een onbeken
de Amsterdamse - Hoort Zeeuwsch-Vlaanderen bij
België? -het in de gaten houden van passerende
schepen en het fantaseren over hun namen, het
opsnuiven van de zoute lucht, het inhaleren van het
zoute licht. De volkomen maritieme onderdompeling
op de voorplecht, starend naar schitteringen op de
boulevard van Vlissingen.
Tijdens mijn eerste overtocht dreef er ijs op de
Schelde. Dat was in de winter van '55/'56. Ik weet nog
dat ik me als achtjarige verwonderde over het feit dat
mijn nieuwe 'land' enkel uit sneeuw, ijs en water
bestond. Er zouden daarna vele honderden overvaar
ten volgen.
Ik kan hier natuurlijk niet beweren dat ik naar
iedere overtocht uitkeek, toen ik eenmaal volwassen
was. Een tochtje met de boot was niks bijzonders.
Slechts een enkele keer stak verwondering nog de kop
op. Op zomeravonden bijvoorbeeld. Rode ondergaan
de zon boven de Schelde, zilte geuren van de rivier,
het verlangen in je hoofd en de vergeefsheid van alles
om je heen. Kom daar eens om in een tunnel, voeg ik
er bijna automatisch aan toe!
Het meest verraderlijke weer als je de Schelde over
moest, was mist. Dan had je kans dat de vaart niet
doorging. Dat hield voor mij in: terug met de bus en
thuis gaan zitten afwachten. Een lekkere storm was
beter. Niet te veel windkracht natuurlijk, maar zo
tegen 6 aan. Vooral op het stuk Vlissingen-Breskens
was een stormpje aantrekkelijk. Passagiers wierpen
elkaar veelbetekenende blikken toe. Asbakken raasden
over de tafels, flesjes vielen om. Vanuit de buik van
het schip klonk iedere keer als het dode punt van een
golfbeweging bereikt was een akelig krakend geluid.
Een soort jammerklacht. Onwillekeurig dacht je aan
veerboten die ooit waren vergaan. Op een keer werd
tijdens zo'n storm plotseling de geluidsinstallatie
ingeschakeld. Een raspende stem riep: 'Attentie, atten
tie...!!!' Op naar de reddingssloepen, probeerde ik
grappig te doen, maar ik was er niet gerust op. Al
gauw volgde de eigenlijke mededeling. Er was ergens
een weekendtas gevonden. 'Af te halen bij...'
Gerustgesteld zakte ik terug op mijn bank. Een schip
breuk paste ook eigenlijk niet bij mij.
Anekdote. Ik stond achter twee vrouwen die rug
zakken en wandelschoenen droegen. Plaats van han
deling: voetgangerspassage veerboot Breskens. Beide
vrouwen hadden grijs jaar. Kijk, dacht ik, dat zijn vast
vrouwen met karakter. Ze verven hun haar niet. Ik
was een beetje jaloers op de vrijheid die ze uitstraal
den. Niets mooiers dan wandelen, wist ik. De vrou
wen maakten ook indruk omdat ze heel erg op zich
zelf waren. De wereld was klein en zij waren groot.
Na een tijdje keek een van de twee opzij. Ik herkende
het gezicht. De zware wenkbrauwen en de gepronon
ceerde mond. Ik stond achter Anna Enquist. Van de
weeromstuit probeerde ik ieder detail van haar ver
schijning in me op te nemen: haar rode handschoe
nen, het merk van haar rugzak. Praat eens wat harder,
verzocht ik in stilte, maar interessante mededelingen
bleven uit. Vervolgens deed ik niets behalve de dames
op de boot uit het oog verliezen. Toen ik 's avonds
thuis kwam las ik in de krant dat Anna Enquist het
boekenweekgeschenk voor het volgend jaar mocht
schrijven. Voettocht langs een Kust, vermoedde ik dat
het werkje zou heten.
Vooruitgang kost altijd bloed en schoonheid. Wat zou
ik treuren om een klein gemis, het kwijtraken van een
paar gewoontes. Ik ben toch geen toerist, die verlan
gend over de reling van een veerboot naar het water
staart?
Het laatste stukje van de tunnel richting Zuid-
Beveland wordt geasfalteerd, lees ik op teletekst. De
tijdwinst komt eraan. Binnenkort hoef ik nooit meer
op het station Kruiningen drie kwartier op de bus
naar de boot te wachten. Binnenkort hoef ik niet meer
voortijdig een feestje of bijeenkomst op Walcheren,
Zuid-Beveland of Schouwen-Duiveland te verlaten.
Binnenkort ben ik geen balling meer. (Slik door die
aarzeling, die nostalgie, houd ik mezelf voor.) O
40 Zeeuws Tiidschrift 2003/2-3