U *T T De Rijke (links) en Escher. Foto op pag. 74 van het besproken boek. late negentiende eeuw over het voetlicht te brengen. Bijvoorbeeld over de nuances van het standsverschil en de jaloerse pratheid van academici op hun titel, een verschijnsel voortwoekerend tot vandaag de dag. Escher, hoger in rang dan De Rijke en ook afkomstig uit een aanzienlijker milieu, was dergelijke benepen heid een doorn in het oog; hij moest bovendien al spoedig De Rijke's professionele superioriteit erken nen. In 1875 schrijft hij aan zijn moeder: 'Ik ken per soonlijk niemand die in mijn oogen meer dan hij een degelijk ingenieur genoemd kan worden. Volgens mij oordeelen echter meest alle academisch opgeleide ingenieurs niet onpartijdig; hun voorliefde voor die, welke dezelfde of een soortgelijke opleiding gehad hebben als zij zelf, maakt hen onbillijk tegenover anders opgeleiden met minder aristocratische allures.' Escher erkent ook niet geheel vrij te zijn van deze smetten. 'Maar wat degelijkheid en bruikbaarheid aangaat, stel ik iemand als de Rijke boven de meeste civiel Ingenieurs van Delft. Evenzeer boven meest alle niet te Delft of eenige andere akademie gevormde Ingenieurs, bouwkundigen of hoe ze heeten mogen.' Auteur Yoshiyuki Kamibayashi bestudeerde voor Johannis de Rijke; de ingenieur die de Japanse rivieren weer tot leven bracht ongeveer honderd brieven van de Rijke zelf én de 63 notitieboeken vol herinneringen aan deze periode die collega en vriend Escher achter liet. De belangrijke rol van Nederlandse deskundigen in die periode waarin Japan zijn eeuwenlange isolement afschudde moest, aldus Kamibayashi, in de Japanse geschiedschrijving worden vastgelegd. Daarom dit degelijke, soms ietwat droge maar welkome boek over een zoon van Colijnsplaat wiens arbeid vrucht droeg aan de andere kant van de wereld. Gewapend beton in het vaderland Johannis de Rijke werkte dertig jaar in Japan. Na zijn terugkomst was hij nog enkele jaren actief in Shanghai; tussendoor had hij óók nog plannen gekoesterd om zich in Transvaal te vestigen. Eind 1910 kwam hij definitief naar Nederland en vestigde zich in Amsterdam. De waterstaatkundige actualiteit in het vaderland boe zemde hem maar gering belang in, zo blijkt uit een brief aan Escher van 2 januari 1912: 'Van de Z.zee ver- eeniging ben ik geen lid en voel nu ook geenerlei lust die questie nog eens te gaan instudeeren. Van dien afsluitdijk zou ik zeggen dat het een zeer moeijelijk werk zou worden'. Van gewapend beton had De Rijke geen ondervinding, meldde hij; hijzelf zou stellig kie zen voor 'zinkstukken van gesorteerd eikenhout en die stukken overstort (verzadigd) met grint en grint- zand behalve ballast met steenen. Misschien ook plenty staaldraad over dwars in die wiepen.' De, Johannis de Rijke maar matig boeiende, afsluiting van de Zuiderzee is uiteraard een belangrijk onder werp in Heersen en Beheersen, Willem van der Hams overzichtswerk van het wel een wee van Rijkswaterstaat in de twintigste eeuw. Het boek is al geruime tijd uit, maar heeft in Zeeland voorzover ik weet tot dusver weinig aandacht gekregen. Merkwaardig, want deze provincie speelt er vanzelfsprekend een belangrijke rol in. Dat geldt ook, zij het misschien wat minder expliciet, voor het bij dezelfde uitgever verschenen boek van Toon Bosch over een voorgaande fase in het bestaan van de 'nationale waterstaatsdienst' Om de 58 Zeeuws Tijdschrift 2002/5-6

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2002 | | pagina 60