NORMEN EN WAARDEN andrévan derveeke In het kader van de monumentale aandacht voor nor men en waarden behandel ik deze keer het gebmik van de gsm. Ik doe dat verhalenderwijs, opdat de lezer een duidelijk en concreet beeld krijgt van mijn 'statement'. Plotseling sprak de Fransman tegenover ons bikkel hard in zijn minuscule gsm. Hij had eerder nog geen woord gezegd. Niet tegen ons en niet tegen de overige reizigers in ons gedeelte van de coupé. Hij had niet eens geknikt toen hij bij ons kwam zitten. Ik begon hem opzettelijk aan te staren. Ik keek hem recht in zijn gezicht dat van kin tot voorhoofd uit grijze pulp leek opgetrokken. 'Waarom zou die lui zo hard roepen,' zei ik tegen mijn broer die naast me in de Thalys zat. Er was nog een vierde persoon in ons hoekje van de coupé aanwe zig, een jongen met onwaarschijnlijk blozende Hollandse kop. Ook hij had nog geen woord gezegd, waarschijn lijk uit angst dat hij een gesprek met ons moest aan knopen als hij zich als vaderlander ontpopte. Het leek in de TGV regel om contacten met onbe kenden zo veel mogelijk te mijden. De meeste reizigers compenseerden het gebrek aan communicatie door onophoudelijk naar de gsm grijpen. Eigenlijk was dit niet nodig, want regelmatig klonken de meest obsce ne riedels door de coupé. Als je niet zelfheide werd je heus wel door het thuisfront opgeroepen. Mais non, mais non, je viens ce soir... Mijn overbuur man gaf het nog lang niet op. Enkele minuten geleden was zijn gezicht nog een lege huls geweest en nu toonde het de ene na de andere emotie. Ik kon zijn plotselinge vertoon van menselijkheid niet uitstaan. Ik hoopte dat de pulp in zijn kop zou gaan stromen. Wat mij betreft mochten dit zijn laatste woorden zijn... Was ik misschien een onverdraagzaam, neurotisch type? Alleszins, bedacht ik, maar het waren de bellers die verraad pleegden. Zij maakten van deze trein een verlengstuk van hun thuissituatie, van hun keuken, van hun bank, van hun bed, van hun kantoorstoel. Ze creëerden een niemandsland, waarin fantomen van buiten vrij toegang had. Tegelijkertijd getuigde het luidkeels uitventen van futiliteiten van een fun damenteel gebrek aan beschaving. De lui die alleen hun bek voor een gsm opentrokken zeiden tegen hun medereizigers: verrek, sterf maar, jullie bestaan niet! Natuurlijk was het stom om me zo te ergeren aan deze en andere uitingen van 'modern leven'. Ik kon me beter neerleggen bij het onontkoombare. Ik moest iedereen het zijne of het hare gunnen. Iedere moderne vent een tatoeage op arm of schouder en iedere bijde tijdse vrouw een piercing door tong, klit of gemanipu leerde tepel. Natuurlijk mocht ik hopen dat alle decoratieve spieren en zenuwknooppunten spoedig zouden ontsteken en ten prooi vallen aan vleesrot of aanzienlijke verschrom- 44 Zeeuws Tijdschrift 2002/5-6

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2002 | | pagina 46