Ik hoorde niet bij hen. Ik hoorde nooit bij hen, ik zonderde mij af met een charlatan, een zwarte zwerver in de tros. Terwijl de droeve stoet voor ons een boetpsalm aanhief lagen wij in het duin, de palmen ritselden, melati droop bedwelmend in ons haar. Zie hoe hij ook in dit geval met een paar botanische decorstukken, palmbomen en melati, het Hollandse duin een tropisch aanzien geeft. Dit is Hans Warren, dit is zijn wereld. Er is geen plaats voor de noordelijke schraalheid, maar des te meer ruimte voor zuidelijke weelde. In den vreemde voelde hij zich vertrouwd, het exotische was voor hem nabij. In een Kenjah-krijger herkent hij zichzelf: Ik zag in jou wie ik duizenden jaren geleden was, ik zag in jou wie ik ben. Dat is de keerzijde van het 'Ik hoorde niet bij hen. Ik hoorde nooit bij hen.' Dit laatste gevoel was trouwens wederzijds. Het kan de verklaring zijn voor het onver klaarbare feit dat zijn soevereine wereldpoëzie door de Hollandse letterknechten nooit helemaal op waarde is geschat. Zeker het zeer bijzondere boekje Een stip op de wereldkaart niet. Hans Warrens laatste bundel bevat allerminst praat jes bij plaatjes. Kijk naar het Ibibio-masker dat tijdelijk in een vitrine in Berg en Dal hangt en lees het gedicht 'Recycling'. Misschien één procent werkelijkheid, en negenennegentig procent verbeelding. 'Dit is schoon heid', eindigt het gedicht cynisch. Want die zogenaam de schoonheid is ontstaan door het masker uit z'n natuurlijke omgeving te halen, van allerlei attributen te ontdoen en tot handelswaar te degraderen. Al deze gedichten nemen je mee naar andere streken, naar andere tijden. Ze gaan over de morele dilemma's van het verzamelen. Maar vooral wordt gezocht naar ant- 42 Zeeuws Tijdschrift 2002/5-6

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2002 | | pagina 44