sen verzonken continent Mario Molecraaf Mijn vriend Hans Warren en ik hadden allebei een mobiele telefoon. Hij een hip geel geval, ik een ouder wetse zwarte. Er gaat bijna geen dag voorbij of ik bel met het ene toestel naar het andere. De vertrouwde woorden komen dan op het schermpje. J.W belt! Zo noemde ik hem. Of: Jaap Aap belt! Zo noemde hij mij. Maar vervolgens klinkt niet meer die vertrouwde stem, aan de telefoon altijd aarzelend en afhoudend, een vragend: 'Hallo?'. In plaats daarvan verschijnen er voor een ander onverschillige, maar voor mij ver schrikkelijke woorden op de displays. Geen antwoord en Onbeantwoord gesprek. Nooit, nooit zal er meer antwoord van J.W. komen. Een vooruitzicht dat mijn leven soms onleefbaar maakt. Maar behalve heel verdrietig ben ik ook heel dankbaar voor alles wat hij en ik samen hebben gehad. Voor de 8.500 dagen dat wij het leven deelden. Voor de vele jaren van gemeenschappelijke literaire arbeid, we spraken van ons 'boekenfabriekje'. Een van de belangrijkste taken die we op ons namen, was het vertalen van het volledige werk van Plato, de beroemde Atheense auteur en filosoof. Wanneer ik Plato's visie in een paar woorden moest weergeven, zou mijn samenvatting zijn: het lichaam verdwijnt, de ziel blijft. Het is het liefste, het allerliefste wat wij men sen hebben bedacht. Maar het is, weet ik, tegelijk de grootste, de allergrootste leugen. De zaken liggen juist andersom. Op die decembermorgen dat Hans stierf in het Oosterscheldeziekenhuis, gingen in één seconde zijn verworvenheden, talenten, herinneringen, alles wat je zijn ziel zou kunnen noemen verloren. Wat een gruwelijke verspilling! Zijn lichaam is in zekere zin niet verloren, de stof gaat over in andere stof. Ik heb hem laten begraven in zijn geboortegrond, in de zware zee klei van Borssele. Zijn ontbindende lijk voedt de plan ten die ik op het graf heb gezet. Nergens heb ik de tijm en de rozemarijn zo weelderig zien groeien. In de geuren van die kruiden ruik ik iets van hem. Ik heb niet zonder reden voor dergelijke, zuidelij ke planten gekozen. Hans voelde zich thuis in feite nauwelijks thuis. Hij heeft eens een gedicht geschre ven dat begint met de regel: 'Toch was het een mooi tuintje voor het Noorden.' Met kuipen oleanders, bou gainvillea's, rozemarijn en nog het een en ander pro beert de dichter het noordelijke tuintje een zuidelijke allure te geven. Met zijn woning heeft Hans Warren iets derge lijks gedaan. Zijn huis staat op het erf van een puur Zeeuwse boerderij, overschaduwd door onvervalst Zeeuwse peppels. Het wordt geteisterd door alle grillen van het Zeeuwse klimaat. Maar binnen heeft hij een regelrecht exotische sfeer weten te scheppen. Niet met oleanders, bougainvillea's en rozemarijn deze keer, maar met Birmaanse boeddhabeelden, toverstaven van de Batak, Nigeriaanse maskers en héél veel meer. Veelzijdigheid is het kenmerk van zijn kunstcollectie. Hij verzamelde voorwerpen uit alle windstreken in zijn kleine huis. Vandaar de titel van zijn laatste dichtbundel waarin hij via zijn geliefde dingen afscheid nam van het leven: Een stip op de wereldkaart. Hans Warren was een dichter. Niet alleen in zijn twin tig dichtbundels, maar wonderbaarlijk genoeg ook op ieder moment van het dagelijks leven, in elke vezel van zijn wezen. Andersom zie je z'n persoonlijkheid weerspiegeld in zijn poëzie. In het gedicht 'Dichters anno 1945' bijvoorbeeld. Hij wendt zich daarin af van zijn Hollandse collega's: 41 Zeeuws Tijdschrift 2002/5-6

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2002 | | pagina 43