Kerstkaart van Cijs Bosch Reitz, Kyoto, 19 nov. 1900. omstreeks 1890, hadden de kunstenaars Jan Toorop (1858-1928) en Johan Thorn Prikker (1868-1932) een belangrijke rol gespeeld. Roland Holst, die met Toorop bevriend was, volgde niet diens mystieke symbolisme maar richtte zich op een kunst in dienst van de maat schappij. Niet alleen Toorop maar ook Hart Nibbrig en Roland Holst waren fervente Domburg-bezoekers. Ze hebben alle drie meegedaan aan de Domburgse Tentoonstellingen (1911-1921), Toorop zeven keer, Hart Nibbrig zes keer en Roland Holst een keer. Zeker voor de eerste twee geldt dat het Zeeuwse licht een extra luministische dimensie aan hun werk heeft toegevoegd. Het lijkt erop dat het Bosch Reitz vrijwel alleen om het decoratieve aspect van het symbolisme ging - (tech nische) schoonheid op zich. Een voorbeeld daarvan is de olieverf Kerkuitgang van de Oude St. Janskerk te Laren (1893), waarin vooral de zeer evenwichtige com positie en de bijna totale verstilling van de voorstelling opvallen. Het Portret van Steffen Calis (ca. 1893), prachtig uitgevoerd in fijne lijnen en zachte kleuren, heeft wel iets van Hart Nibbrigs boerenkoppen maar is veel gestileerder, hoewel minder streng dan het eerstgenoemde voorbeeld. Het Japonisme - de invloed van de Japanse kunst op de westerse kunst, in bijzonder op het Franse impres sionisme en post-impressionisme - heeft de kunstenaars van het fin de siècle sterk beïnvloed. Het is bij Bosch Reitz vooral in zijn vlak-decoratieve bloemenschilderin- gen van onder meer chrysanten en papavers terug te vinden. Eind december 1899 scheepte hij zich in rich ting Japan, in het voorjaar van 1901 was hij terug in Nederland. Hoewel hij in Japan schetste en schilderde en er de techniek van de houtsnede leerde van de Oostenrijks-Hongaarse kunstenaar Emil Orlik (1870- 1932), begon het verzamelen en bestuderen van Aziatische kunst langzaam aan belangrijker te worden dan het zelf werken. Tussen 1902 en 1906 maakte hij in Versailles weer impressionistische werken, deze keer van tuinen en parken in losse, kleurige verfstreken en soms nog voorzien van contourlijnen rond de voor werpen en figuren. Tussen 1907 en 1909 schilderde hij dezelfde thema's in Frascati bij Rome, nu met decora tieve nuances; maar na 1911 was het schilderen - mede omdat zijn ogen achteruit gingen - op een enkel zelf portret in zijn late jaren na voorgoed voorbij. Een slot- accoord vormde een tentoonstelling met Hart Nibbrig en de eveneens in Laren wonende schilders Simon Moulijn (1866-1948) en Hendrik Wolter (1873-1952) - die beiden overigens een keer aan de Domburgse Tentoonstellingen mee zouden doen - in september 1911 in het Stedelijk Museum in Amsterdam. Bosch Reitz was vertegenwoordigd met recent Italiaans werk. S.C. Bosch Reitz, Vertrek van de haringvloot bij Katwijk, 1889, olieverf op doek, pa 34 Zeeuws Tijdschrift 2002/5-6

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2002 | | pagina 36