Francisca van Vloten Als telg uit een zeer welgestelde familie hoefde de jonge Gijs Bosch Reitz zich geen zorgen te maken over zijn financiële en sociale toekomst. Zijn vader trachtte hem tevergeefs voor 'de handel' te interesseren, pas toen het tot Bosch Reitz jr. doordrong dat hij een oog had voor wat kunstzinnig en mooi was werd zijn loopbaan duidelijk: hij zou kunstenaar worden. Geen partijen meer in het Amsterdamse wereldje, waar hij behoorde tot 'de jongelui, die men niet gaarne op een feest mist', maar een eenvoudig en nuttig leven. Na enkele lessen aan de Quellinus Teekenschool in Amsterdam, reisde hij in 1883 naar München waar hij eerst een opleiding volgde aan de Kunstgewerbeschule en vervolgens aan de Academie. Dankzij een toelage van zijn familie kon hij zich daar al met mooie dingen omringen en boven dien zo vaak als hij wilde tussen München, Amsterdam en andere steden in Europa heen en weer reizen. Het eenvoudige leven moet men dan ook relatief zien; zijn leven had een eenvoudig doel gekregen. Parijs In 1885 verruilde hij München voor Parijs waar hij lessen nam op de Académie Julian. De zomer van 1886 bracht hij in het door Gauguin beroemd geworden kunstenaarsdorp Pont-Aven in Bretagne door, de zomer daarop reisde hij met enkele Engelse studiege noten naar de kustplaats Walberswick in Suffolk. Hij maakte voortdurend studiepaneeltjes om lichteffecten te bestuderen, zich in vlakverdeling te bekwamen en later ook om herinneringen vast te leggen. Zelfs in storm, wind en regen werkte hij buiten. De zomer van 1888 bracht hij door in het Nederlandse kunstenaars dorp Katwijk waar hij als steun bij het schilderen begon met fotograferen. Zijn in Walberswick ontstane olieverf Une rentree périlleuse [1887], die hij met succes naar de Parijse Salon stuurde, en het in Katwijk tot stand gekomen schilderij Vertrek van de haringvloot bij Katwijk (1889), dat een eervolle vermelding op de Wereldtentoonstelling van dat jaar in Parijs kreeg, laten een duidelijke beïnvloeding door de Haagse School zien. De zomers tussen 1889 en 1899 bracht Bosch Reitz vrijwel steeds in Engeland door, vanaf 1890 in het kunstenaarsdorp St. Ives in Cornwall waar hij een eigen atelier liet bouwen. Het eveneens in Engeland geschilderde werk Het zieke kind (1889) bezorgde hem een 3e medaille op de Parijse Salon van 1890, hetgeen hem verzekerde van een vaste plaats op deze prestigieuze tentoonstelling. Binnenshuis aan het schilderij werkend, had hij losse ldeurstreken gebruikt om de juiste lichtval en expressie te verkrijgen. Het Gooi Na zes jaar lang opleidingen op verscheidene ateliers te hebben gevolgd, besloot Bosch Reitz zich als zelf standig kunstenaar te vestigen. Tijdens een bezoek aan Nederland hoorde hij dat zijn vriend en collega Ferdinand Hart Nibbrig (1866-1915), die hij in 1889 op het Parijs atelier Cormon had ontmoet, in het kun stenaarsdorp Laren werkte. Hij reisde hem achterna en was nog net op tijd om met Hart Nibbrig en de kunstenaar Rik Roland Holst naar het nabijgelegen Eemnes te vertrekken. De zomer van 1892 werd cruciaal voor zijn ont wikkeling. Roland Holst (1868-1938) was een studie genoot van Hart Nibbrig geweest aan de Amsterdamse academie, hij werkte nog steeds naar de natuur maar op een andere manier dan voorheen. Het ging Roland Holst niet om een impressie of een veelheid aan kleur, hij wilde tot de kern doordringen door zich in de structuur van zijn onderwerpen te verdiepen. In navolging van zijn nieuwe vriend legde Bosch Reitz zich toe op het tekenen van bloemen met inkt, bracht hij fijne contourlijnen, ingetogen kleuren en dunne verflagen aan op zijn schilderijen. Op zijn beurt heeft hij Hart Nibbrig geïnspireerd, die in Parijs met het werk van Vincent van Gogh en de Franse impressio nisten en neo-impressionisten had kennisgemaakt en nu dankzij Bosch Reitz' streepjestechniek de weg vond naar zijn pointillistische schilderstijl, die op Vlieland en Walcheren een bloei zou beleven. 'Hart Nibbrig leerde mij vietsen', schreef Bosch Reitz in zijn memoires. 'Ik schilderde in gebroken kleuren en genas hem van de bruine soep waarin hij schilderde.' Zowel Hart Nibbrig als Roland Holst en Bosch Reitz zouden zich in Laren vestigen; de laatstgenoemde liet er in 1893 een atelier optrekken waaraan in 1913 het buiten Pruikenburg werd vastgebouwd, dat zijn thuisbasis werd. Japan Roland Holst was verantwoordelijk voor het 'decoratieve, streng geteekende element' in het werk van Bosch Reitz. Bij de opkomst van het symbolisme in ons land, 33 Zeeuws Tijdschrift 2002/5-6

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2002 | | pagina 35