Memento, 1999/2000, olieverf op linnen, 100 x 40 cm. Collectie Artotheek Den Haag. Foto: Ivo Wennekens. overgezet op tegeltjes die op vier steunberen worden aangebracht in een doorlopend patroon in de ruimte van het groot atelier. Daarnaast komt de serie een keer horizontaal terug op de centrale schoorsteenmantel als een enkele 'zin'. 'Tja', zegt hij, 'ik heb niets te klagen, nadat ik gestopt ben met lesgeven ben ik steeds gevraagd voor tentoon stellingen, zo kan ik me concentreren op een verdere ontwikkeling van mijn werk.' Zeer onlangs is hij bena derd voor een kunstopdracht voor het kantongerecht in Bergen op Zoom. Naar aanleiding van de tentoon stelling How Sweet I, in het Museum Jan Cunen in Oss nodigde de Rijksgebouwendienst hem uit. Daar zal hij de kans benutten om in samenspraak met de architect, een locatiegebonden werk te maken, geïnspireerd op de wapens van de gemeenten in het verzorgingsgebied van het kantongerecht en met mogelijke verwijzingen naar het Laatste Oordeel van Rogier Vanderweyden in het Franse Beaune. De klassieke wijsheid van Socrates Zijn werk omvat een periode van bijna veertig jaar. Ik lees het als een openbaar mentaal proces waarbij je de kunstenaar ziet touwtrekken met begrippen als ratio en gevoel, vrijheid en systeem. Lippens geeft zichzelf bloot, geeft toe dat hij het niet weet en stelt zich daar mee even kwetsbaar op als Socrates die zich onsterfe lijk maakte met de woorden 'het enige wat ik weet is dat ik niks weet'. Lippens verklaart die afwezigheid van logica, die onstandvastigheid eerder door een bewust zijn van onvermogen, hij beperkt zich tot een beschei den arsenaal aan middelen zodat hij het werk optimaal kan ervaren tijdens het ontstaansproces. Mijn observa tie dat ieder nieuw werk uit zijn vroege tijd een kant tekening is bij het vorige en het zodoende lijkt te dis kwalificeren, weerlegt hij door te wijzen op zijn huidige werkwijze: tussen het ene en het andere werk zit nogal wat tijd die hij juist benut om de veranderingen goed in zich op te nemen en daar ook wat mee te doen. Dat kun je goed zien aan het spelen met houten restvormen die tijdens het figuurzagen ontstaan en in de volgende tekening terugkomen. 'Vroeger, na 1982, had ik de neiging om de stap tussen het ene en het andere werk te groot te maken. Zodoende stond ik te weinig stil bij de kleine vooruitgang en keek te ver vooruit. Nu heb ik de rust om dat wel te doen.' O Gegevens ontleend aan twee gesprekken met de kunstenaar in Amsterdam en Middelburg, september 2002. 28 Zeeuws Tijdschrift 2002/5-6

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2002 | | pagina 30