Firmament, 2001, olieverf op bewerkt paneel, 80 x 60 cm. Collectie
kunstenaar. Foto: Ivo Wennekens.
'Het decoratieve als beeldtaal in de kunst'
De keuzes die het kunstenaarschap met zich mee
brengt, zijn lang een issue geweest voor Lippens. Na
zijn opleiding Grafische Vormgeving in Eindhoven in
1961 koos hij ervoor docent handenarbeid en tekenen
aan de huishoudschool en de lts te worden. Anderen
gingen de BKR in (Beeldende Kunstenaars Regeling,
in de opbouwjaren na de Tweede Wereldoorlog tot in
de jaren tachtig konden beeldend kunstenaars beroep
doen op gelden van het Ministerie van Sociale Zaken,
in ruil waarvoor zij werk inleverden), Lippens koos
ervoor in zijn eigen levensonderhoud te voorzien. Na
zijn deelname aan de Documenta in Kassei in 1982
liet hij het kunstestablishment versteld staan toen hij
een enorme switch maakte van groot formaat strenge
doeken naar klein en intiem werk dat zich onver
bloemd onaf toonde. Een jaar of zeven geleden durfde
hij voor het eerst te kiezen voor het decoratieve in de
kunst, een geuzennaam in de kunstwereld. Elke kun
stenaar dient zijn eigen ruimte te bepalen. In het
geval van Lippens betekent dat afstand nemen van de
dogmatische manier van denken van smaakbepalende
critici en museumdirecteuren. 'In Zeeland, aan de
rand van de kunstwereld ben ik opnieuw gaan kijken',
zegt hij, 'ik durf nu pas het decoratieve toe te laten. In
de opbouw van het werk probeer ik beeldintelligentie
en gevoel met elkaar te verbinden. Als dat lukt, kan
dat betekenis genereren.'
Wie op zoek gaat naar de inspiratie van Guido
Lippens wordt in diens huis en atelier overspoeld met
aanwijzingen. De genoemde vormenverzameling is er
één, maar ook de sober gedecoreerde art nouveau
meubelen en het glaswerk uit het begin van de 20ste
eeuw in zijn huis verraden zijn liefde voor ornamen
ten. Een prachtig wandkleed van de Amish cultuur
siert de muur in de woonkamer. Het is een rechthoek
opgebouwd uit vierkanten, die op hun beurt elk opge
vuld zijn met kruisen, in verschillende stoffen, in
gedekte kleuren. De kunstenaar stelt zich hierbij
dezelfde vraag als ik bij zijn werk: 'Waarom zijn bijna
alle vakjes zwart en soms eentje bruin?' In een zorg
vuldig vormgegeven boekje (How sweet t, Museum Jan
Cunen Oss en De Vleeshal, Middelburg, 1999) flanke
ren foto's kunstwerken uit verschillende periodes. De
Zaagbladen, 2001/2002, rollerbol op papier, 52 x 36 cm
Collectie kunstenaar. Foto: Ivo Wennekens
26 Zeeuws Tijdschrift 2002/5-6