Maar wel altijd achter de mooiste jongens van de
klas aan. Ik kon ze niet krijgen. Dat was niet weg
gelegd voor mij. Wat wel op me afkwam waren
van die duffe jongens met bril op, kleine miezers,
niet dat breedgeschouderde en dan dacht ik: Nee,
dat hoef ik nou ook weer niet.
In andere interviews meldde ze er toch maar mee in
zee gegaan te zijn 'omdat ik niets anders krijgen kon'.
Hevig leed Annie onder minderwaardigheidsgevoe
lens en jaloezie ten opzichte van andere meisjes, zoals
een pasverloofd nichtje, 'omdat ze mooi was. Slank.
Terwijl ik dik en puisterig was. Uit boosheid heb ik
toen een brief geschreven aan haar verloofde waarin
ik allemaal lelijke dingen vertelde. Die verloofde had
het meteen door en heeft me daarover behoorlijk de
les gelezen. O, wat een vernedering!'
wel zat ik boordevol romantische ideeën en was
ik verliefd op drie knappe lange donkere jongens
die in een hogere klas zaten op de hbs. Die jon
gens keken niet naar mij om. En terecht, er waren
heel wat mooiere bloemen in hun tuin.
Op de pastorie werd de sfeer er ondertussen ook niet
vrolijker op. Truida en Johan waren nu halverwege de
vijftig, en wat ze ooit aan illusies hadden gekoesterd
over elkaar en hun leven samen, was grondig ver
dampt. 'Mijn moeder heeft het met mij wel eens over
scheiden gehad, jazeker,' vertelde Annie later. 'Ze zei:
"Ik wou dat het kon, maar waar moet ik dan naar toe,
waar moet ik wonen en het is trouwens zo'n schande
voor hem op het dorp, dat kan toch niet."'
Maar hoe weinig er ook meer van Gods liefde in
de pastorie of in het huwelijk te bespeuren viel, naar
buiten toe diende de schijn koste wat het kost opge
houden te worden. Nog steeds moest Wim naar een
andere gemeente uitwijken en zijn racket in een viool
kist het dorp uitsmokkelen als hij wilde gaan tennis
sen. Nog steeds mocht Annie op zondag niet voor het
venster zitten als ze een knoop aanzette, en nog
steeds moest ze op zondag mee naar de kerk voor de
anderhalf uur durende preek van haar vader.
een bodemloze leegte van verveling. Een kerker
schap zonder hoop en troost en zonder uitzicht,
een eindeloze eeuwige jeuk. Zodra het maar
iets met Gods Woord te maken had - en dat had
het altijd - draaide ik een mentale knop om, keek
door het raam naar buiten en droomde weg naar
een eigen hemeltje zonder ruzie en zonder bijbel
teksten.
Johan Schmidt had zich inmiddels helemaal gedistan
tieerd van zijn dochter en haar opvoeding.
Hij heeft nooit tegen mij gezegd: Dit mag je niet
of dat niet; of gevraagd: Hoe zit het met je werk
voor school? Vader bestond niet als vader. Als hij
mij al mee-opvoedde, ging dat via de schakel van
mijn moeder. Ik moest mijn rapporten aan
haar laten zien. Had ik lage punten, dan was zij
gekwetst. Haar manier van kwaad worden, was
zwijgen, en dat vond ik dan heel akelig.
Wat Johan Schmidt thuis niet kon, deed hij in zijn
gemeente wel, al nam het orthodoxe gedeelte van zijn
gemeente hem zijn liberale standpunten niet altijd in
dank af. Zo deed het verhaal over de doop van het
kindje van een ongehuwd zwanger geworden meisje
nog lang de ronde. 'Ze durfde nauwelijks op straat te
komen, zo'n schande was het,' vertelt een achternicht.
'Bij de doop was natuurlijk het hele dorp uitgelopen.
Maar dominee keek streng rond en zei: "Wie zonder
zonde is, werpe de eerste steen." Je kon een speld
horen vallen in de kerk, zo stil was het.'
Hoe geliefd Johan was op het dorp, bleek toen hij
in 1927 werd beroepen naar de kleine hervormde
gemeente in Sittard. Volgens de notulen van de kerk
voogdij werd hij overladen door 'talrijke bewijzen van
sympathie uit onze gemeente om hier te willen blij
ven'. 'Hoe 't mogelijk is, begrijp ik niet,' zei Trui in
oprechte verwondering tegen haar dochter, 'maar ze
zijn dol op 'm'. Zijzelf wilde niets liever dan verhui
zen, 'want ze verveelde zich te pletter en iedere veran
dering zou een zegen zijn. Het traktement was
daar hoger, het huis rianter en bovendien was het
daar een stad en geen dorp.' Daarbij lag Sittard niet
ver van Beek, waar de man van Truida's zuster Mieke
na terugkomst uit de Oost dominee geworden was.
Maar Johan hechtte aan zijn dorp, aan zijn koster,
en vooral aan zijn tuin en zijn eenden. En deze keer
hield hij voet bij stuk. Aan de kerkvoogden meldde hij
te zullen blijven, mits de kerkenraad de door Trui
vurig gewenste verbouwingen aan de pastorie zou
financieren. Na veel vijven en zessen gaven de notabe-
16 Zeeuws Tijdschrift 2002/5-6