Paul Bonger, Beschouwing, olieverf op doek, 1991, 180 x 280 cm. Collectie: Kartonnagefabriek Schut Eerbeek. Paul Bonger diepte de leegte verder uit. Daar waar kunst schitterde door afwezigheid, schiep hij kunst. Tussen 1969 en 1974 liep hij negen Nederlandse hedendaagse kunstmusea af om de zalen te fotografe ren, net tussen tentoonstellingen in. 'Ik signaleerde een moment van leegte en gaf daar een betekenis aan', vertelt Bonger. De foto's van het Van Abbemuseum in Eindhoven zijn zijn favorieten vanwege het 'strijklicht dat prachtig diagonaal op een plint breekt'. De tentoon stellingen van de '48 Lege Museumzalen' hadden een eigenaardig Droste-effect. In 1974 vulde het Zeeuws Museum in Middelburg zijn zalen met de lege zalen van Paul Bonger. Schilderkunst was in geen velden of wegen te beken nen in deze conceptuele projecten. Alhoewel, van de foto's van de lege museumzalen, prachtig afgedrukt in een boek, zeiden mensen al tegen de kunstenaar: 'Prachtige potloodtekeningen, meneer Bonger'. De afdrukken straalden zoveel tactiliteit uit dat ze nét tekeningen leken. Bij de bestudering van beroemde kunstenaars, zoals in de serie European art and my reflection, begon Bongers actieradius naar de schilderkunst te verschui ven. Onderwerp van die serie was spiegeling. Storend, zou je denken, die reflectie die je in de weg zit bij het bekijken van topdoeken achter glas. De 26-jarige Bonger haalt met zijn camera juist de hedendaagse, banale werkelijkheid de kunst in. De zestien foto's van werk van onder andere Rembrandt, Hockney, Mondriaan, Turner, Gilbert George, Bart van der Leek waren goed voor een solodebuut in het Stedelijk Museum in Amsterdam. In de serie Vanitas en Fantasie uit 1988 liepen de fotografie en de schilderkunst elkaar bijna voor de voeten: subtiel raakte Bongers penseel foto's van 17de eeuwse stillevens aan. Uiteindelijk verdwijnt de foto-afdruk letterlijk onder de verf. Schouwen-Duiveland 'In mijn studietijd ben ik eens op dit eiland geweest en ben daar toen "zoekgeraakt". Ikzelf was helemaal niet zoek, ik zou eerder zeggen: terecht, terecht.' Zo kijkt Bonger in aantekeningen uit 1998 terug op zijn vroege bezoeken aan Schouwen. 'Met de weinige gegevens van land, lucht en water moest ik het doen.' In 1991 liet hij het stadse leven achter zich, 'om me nog verder te verdiepen in de summiere gegevens van dit eiland'. Eind van dat jaar eert het Stedelijk Museum Amsterdam hem voor de tweede keer met een ten toonstelling. Wim Beeren schrijft: Nu is er weer een interessant moment in zijn creativiteit. In zeker opzicht lijkt het opnieuw te gaan over leegte. Maar nu heeft de leegte de gestalte die ons Nederlanders sinds lange tijd vertrouwd is en geen leegte meer lijkt. Die van de zee en de lucht daarboven en het strand als 25 Zeeuws Tijdschrift 2002/4

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2002 | | pagina 27