vrouw Niet doen. Dan word ik bang.
man Gedeelde smart is halve smart.
vrouw u maakt gekheid.
De man gaat op zijn knieën.
man Laten we bij elkaar gaan.
vrouw Houdt u van bietjes?
man Ik eet alles.
vrouw Als de mensen in het dorp
gaan praten...
man praten wij terug.
vrouw Als de dominee langskomt...
man krijgt hij koffie.
vrouw Er is volop werk in de tuin.
man Mooi.
vrouw Als ik het zat ben, schop ik u
eruit.
man Goed.
vrouw Verder denk ik niet.
man Ik ook niet.
vrouw We zien wel wat ervan komt.
Misschien komt er niks van.
man Misschien komt er iets heel
anders van.
vrouw Wat bedoelt u?
man Niets. Laten we afspreken dat we
niet verder denken.
vrouw We zien wel wat ervan komt.
Begint het nu te waaien of lijkt dat
maar zo?
man Nee, er staat een briesje.
vrouw Uit het zuiden. Dat kan nooit
kwaad.
man Nee, wind uit het zuiden brengt
alleen maar geluk.
Ze kassen elkaar. De vrouw probeert
haar trouwring af te krijgen. Het lukt
niet. Ze begint te huilen.
man Wat is er?
vrouw Het lukt niet. Ik krijg hem niet
af.
De man helpt haar.
vrouw Au au au. Man en vrouw. Man
en vrouw. Het mag niet meneer. Het
mag niet. De Heere heeft het verboden.
man De Heere kan de pot op.
vrouw God heeft mij gemaakt. God
heeft mij deze ring gegeven. Als God
had gewild dat ie afging, dan ging ie
af. Op uw knieën.
man Wat?
vrouw Op uw knieën, zeg ik. Vraag
vergiffenis.
man Vergiffenis waarvoor?
vrouw Voor uw zonden.
man Welke zonden? Ik heb niks gedaan.
vrouw Op uw knieën.
man Ik pieker er niet over. Ik heb een
knie van plastic. Die heb ik een jaar of
twee geleden ook van die God van u
gekregen. Als hij wilde dat ik voor hem
op de knieën ging dan had ie moeten
zorgen dat dat ding wat beter functio
neerde want om u de waarheid te zeg
gen, dat ding lijkt nergens op. Als ik 's
ochtends opsta, piept hij zo hard dat
de hond beneden begint mee te piepen.
En scharnieren doet ie ook niet goed.
vrouw Dan doet u het staande. Voor
de draad ermee.
man Nee.
vrouw Verlicht uw hart. Beken uw
zonden, red uw Ziel.
man Mens praat nou toch eens nor
maal. Als je bij de bushalte al niet
eens meer een normaal gesprek kunt
voeren, waar blijven we dan? Waar
blijft die bus.
vrouw Praat.
man Waarover?
vrouw Over vroeger.
man Vroeger is een grote lege vlakte.
vrouw Ze kwam een keer huilend uit
school.
man Wie, uw dochtertje?
vrouw De meester had een tekening
gemaakt op het bord en één van de
kinderen had erin zitten knoeien. Wie
heeft dat gedaan, zei de meester, maar
niemand zei wat. En toen heeft mijn
dochtertje haar vinger opgestoken. Ze
was zo bang en zo verlegen, ze dacht
als niemand het gedaan heeft dan zal
ik het wel gedaan hebben, zonder dat
ik het door had.
man Kreeg ze straf?
vrouw Daar gaat het niet om.
man Waar gaat het dan wel om?
vrouw Ze was onschuldig.
man Ik snap niet waar u het over heeft.
vrouw Steek uw vinger op. Moet
iemand anders de schuld krijgen?
man Waarvoor?
vrouw U moet mij niet onderschatten.
man Dat doe ik niet. Ik krijg de zenuwen
van u. Misschien had ze het gedaan
en was ze het vergeten.
vrouw Zulke dingen vergeet een
mens niet.
man Nee?
vrouw Nee. Wat hebt u gedaan?
man Niks. Ik weet het niet meer. De
tijd verdraait de dingen.
vrouw U kunt het maar beter zeggen.
man Maar mens, ik weet het toch niet
meer. Ik ben het vergeten. Val in slaap.
Droom. Wordt wakker. Val in slaap.
Droom. Wordt wakker.
vrouw Zulke dingen vergeet een mens
niet.
man Ik ben geen slecht mens.
vrouw Dat heb ik nooit gezegd.
man Nee, maar je gaat het denken. Je
verdient het niet om rond te lopen. Het
is een knoop in je hersenen. Waarom
is het niet anders gegaan. Ik herinner
me gezichten, ledereen was er.
vrouw Waar?
man Bij de coupure.
vrouw Ah. Nee, nu even niet kindje.
man ledereen was boos. Ze moesten
luisteren, begrijpt u. Luisteren naar
mij. Want ik was de havenmeester. En
dan moet je handelen als het water
komt. Dan moet jij beslissen als er wat
te beslissen valt. En daar heeft verder
niemand nog iets mee te maken. Een
man heeft die verantwoordelijkheid en
als hij die heeft dan moet hij hem pak
ken. En ik heb gezegd, die vloedplanken
die gaan erin als ik het zeg. En geen
moment eerder. Ik heb geen telegram
gekregen of niks. Ik weet heel goed wat
dat water doet. Dat kunnen jullie rus
tig aan mij overlaten. En wat doen ze
dan? Niet luisteren, je kan staan brullen
wat je wilt. Ze gaan naar je staan kijken
en ze doen gewoon wat ze zelf willen.
Dus op een gegeven moment pakken
een paar van die mannen de vloed
planken en die beginnen ze in de cou
pure te zetten. En ik zeg nog: wie heeft
jullie last gegeven die vloedplanken te
zetten? Ik ben de havenmeester en ik
ga daarover, daar moeten jullie met je
poten vanaf blijven. Nou en dan zeg
gen die lummels doodleuk dat je je
18 Zeeuws Tijdschrift 2002/4