dat telegram?
man Omdat er geen andere term in
de procedure zat. Ze mochten alleen
waarschuwingen voor flink hoog water
of gevaarlijk hoog water, maar voor
zéér gevaarlijk hoog water of voor
overstromingen of rampen kon niet
gewaarschuwd worden want die woor
den kwamen niet voor in de procedure
van de Stormvloedwaarschuwings
dienst. En dan moest je ook nog blij
zijn als je zo'n telegram kreeg. Ik kreeg
het niet. En waarom niet?
vrouw Maar u heeft het daar toch.
man Omdat je daarop geabonneerd
moest zijn. Moest je zelf doen. Als
havenmeester. En dat hoor je dan ach
teraf. Natuurlijk. Hoe moesten wij in
godsnaam ons werk doen? Ach het zijn
allemaal amateurs.
vrouw Hoe komt hij daar dan aan?
jongen Dat heb ik voor hem geko
pieerd uit het stadsarchief om van het
gezeik af te zijn. Maar het is alleen
maar erger geworden. Hij kan het nog
steeds niet hebben dat hij niet op de
lijst stond. Meneer De Bruin maakt
zich zorgen.
vrouw O ja?
jongen (tegen de man) Hij vraagt zich
af of u wel voorzichtig genoeg bent met
mevrouw. Hij vraagt zich af of u wel
weet wat ze heeft meegemaakt.
man Weet jij wel wat ze meegemaakt
heeft?
jongen ledereen weet wat ze meege
maakt heeft.
vrouw Hoe kun jij nou weten wat ik
meegemaakt heb. Hoe oud ben jij nou
helemaal snotneus. Wat weet jij nou
van het leven.
jongen Kijkt u uit met dat geweer.
man jongens zoals jij zouden God elke
dag op hun blote knieën moeten danken
dat ze in leven zijn. En wat doen ze in
plaats daarvan? Ze gaan naar de kermis,
zuipen zich helemaal klem, ze gaan
achter de meiden aan, ze scheuren op
die afschuwelijke brommers over de
dijk terug en de rest van de week zijn
ze te moe om te werken. Je moest je
schamen.
jongen Ja morgen.
man Wij hebben ons ons hele leven
kapot gewerkt om iets op te bouwen.
En toen dat eindelijk gelukt was, raak
ten we alles kwijt. Kun je je dat voor
stellen? Dat alles waar je voor gewerkt
hebt in de zee verdwijnt?
jongen Nee, dat kan ik me niet voor
stellen.
man Zeg maartegen meneer De Bruin
dat ik precies weet wat mevrouw heeft
meegemaakt en dat mevrouw heel goed
voor zichzelf kan zorgen en dat we zeer
binnenkort gaan trouwen.
vrouw Wie?
man Wij. En nou opsodemieteren.
De jongen gaat af.
man Laten we samengaan.
vrouw Er staat een gemene wind. Ja,
de wind is gemeen. Gemeen koud. Ik
wou dat die bus eens kwam. Ze hebben
de weg niet gemaakt, de bussen staken,
er is geen bushokje, en we hebben
honger.
man We zouden kunnen kijken wat er
in die koffer zit.
vrouw Dat weten we toch. Geld. Dat
pak je als eerste in geval van nood.
man O ja?
vrouw Dat deed iedereen.
man Ja, dat is wel zo maar nu begin ik
toch te twijfelen. Het is alweer zo lang
geleden.
vrouw Is het nog nat?
man Zal ik hem openmaken?
vrouw Als ik u was zou ik hier geen
koffer met geld openmaken. Is het in
coupures? Eén windvlaagje en alles is
weg. Vaak heb je meer aan dichte din
gen als ze dicht blijven.
man Mijn geheugen laat me in de
steek.
vrouw Blijf maar denken dat er geld
in zit. Dat is altijd beter. Stel je voor
dat er geen geld in zit. Nu bent u nog
gelukkig met dat geld. Nu kunnen we
nog plannen maken. Maar goed als u
toch die koffer open wilt maken, hou
ik u niet tegen.
man Hij gaat open.
vrouw Spelbreker.
man Jazeker. Hij gaat open.
vrouw Ik kijk niet.
man Nee.
vrouw Wat zit erin?
De man maakt de koffer open.
Er zit een andere koffer in.
vrouw Welja. Bent u altijd zo praktisch
ingesteld? Wat zijn mannen toch ver
schrikkelijk hersenloze halzen. Ze nemen
een koffer mee en dan voor de zekerheid
nóg een koffer want stel dat je die ene
koffer kwijtraakt. Aan de andere kant.
Als het om een hele hoop geld gaat,
kun je niet voorzichtig genoeg zijn.
Vooral als het nat is. Misschien is het
zelfs wel verstandig. Nou ja, ik bemoei
me nergens meer mee.
De man maakt de tweede koffer open.
Er zitten twee taartjes in.
man Mevrouw?
vrouw Nee.
man Wilt u een taartje?
vrouw U wist toch dat ik honger had.
man Ik had geen idee dat ik taartjes
bij me had.
vrouw Mij laten creperen en onder
tussen taartjes in je koffer laten zitten
en niks zeggen.
man Het spijt me echt. Ik wist het niet.
vrouw Wie doet er nou in vredesnaam
twee taartjes in een koffer. Wie neemt
er nou twee taartjes mee als hij moet
vluchten voor het water. Wie doet nou
zoiets?
man Voor noodgevallen. Ik denk dat ik
dat gedacht moet hebben. Is dit een
noodgeval?
vrouw Ik kijk u niet meer aan.
man Neemt u een taartje. Toe.
vrouw Nee kindje, geen snoep van
vreemden aannemen. Eet het brood
niet dergenen die boos is van oog en
wees niet belust op zijn smakelijke
spijzen.
man Toe.
Ze eten de taartjes. Ze zijn keihard.
vrouw Lekker.
man Laten we bij elkaar gaan.
vrouw Nog even en de vogels gaan
weer naar het zuiden.
man Ik zeg het nog één keer en daar
na zeg ik het nooit meer.
17 Zeeuws Tijdschrift 2002/4