vrouw U bent ook niet op uw mond je gevallen hè. man U hebt gelijk, mevrouw. Ik ben al oud. vrouw Hoe oud? man Ouder dan ik had willen worden. Hij ligt er mooi bij hè, de dijk. vrouw Heel mooi. man Ja dijken bouwen kunnen we wel. Nu het te laat is kunnen ze het opeens wel. Ik heb het ze zo vaak gezegd. De dijken zijn te laag en te stijl. Het talud aan de binnenkant is veel te stijl. Zodra het water over de kruin begint te lopen, stort het als een waterval naar beneden. En als de grond van die dijken dan ook niet best is, dan krijg je grondaf- schuivingen. Dan wordt er van binnen uit een gat in de dijk gevreten. Ik heb al jaren voor de ramp gewaarschuwd dat de dijken te laag waren. Maar er werd niets verbeterd. Want dijkverho gingen kosten geld en als je een dijk aan de achterkant een flauwere helling wilt geven kost dat geld en dure land bouwgrond. En daar voelden die boeren natuurlijk niets voor. Het is allemaal de schuld van die rothoeren. Maar ja, dat is nu allemaal vergeven en vergeten. vrouw Vroeg of laat breekt hij weer. De dijk. We hebben niet begrepen wat de Heere ons zeggen wou. man Wat wou de Heere dan zeggen? vrouw Ik zal de mensen die Ik gescha pen heb, van de aardbodem uitroeien, de mensen zowel als het vee en het kruipend gedierte en het gevogelte des hemels, want het berouwt Mij dat ik hen gemaakt heb. Wat is er kindje? Kun je niet slapen? Laten we een liedje zingen. Laten we een liedje zingen. man Ja ja, dat doet zeer. vrouw Wat weet u daar nou van. man Er was gisteren iets vreemds toen ik naar bed ging. Ik dacht, dit kan nog eeuwenlang zo doorgaan. Val in slaap Droom. Wordt wakker. Val in slaap Droom. Wordt wakker. Vergeten wat er is gebeurd Ik dacht ik denk dat ik mor gen... Het is toch een wonder. Dat u vandaag uit de lucht bent komen vallen. vrouw Wat een bespottelijk idee. Vergeten wat er is gebeurd. Te denken dat je op onze leeftijd nog een keer opnieuw kunt beginnen. Je zeult je oude lichaam mee weet ik veel waar naartoe. En waarom? man Dat heet hoop. vrouw Wat weet u daar nou van. man U hoopt toch ook dat er iets gebeurt vandaag? vrouw Als u weer begint te schelden, mep ik u met mijn paraplu het bus hokje uit. Als hier tenminste een bus hokje was. man U bent een vrouw naar mijn hart. vrouw Dat arme hart. Dat arme hart. man Mag ik uw hand? vrouw Is dit een aanzoek? man Nee mens, ik vraag gewoon je hand. De vrouw geeft de man baar band. man Dat dacht ik al. vrouw Wat? man Oud, maar niet gestorven. Kijk, naar het leven. De handen van mijn vader. Ik was vijf. Ik was zo groot. Ze lagen stil die handen. Ze lagen op de schop. Ze hadden net de hele tuin omgespit. En mijn ogen keken zo die handen in. En wat zagen ze? Het leven! Ze zagen dat dat bloed niet kon stop pen. Dat dat door die aderen ging. Snapt u. Die handen lagen stil. En dat bloed Dat ging maar door. Bonke bonke bonke bonke. En toen dacht ik aan het hart. Maar ik was te klein. Ik dacht niks af. vrouw Bent u altijd zo hartstochtelijk geweest? man Er zat een jongen in mij. Nou nou nou. vrouw Mijn vingers doen het niet meer. Ze worden stijf en koud. Denkt u dat het reuma is? man Maakt u zich zorgen? Als ik iets zou kunnen doen, zou ik het doen. Maar de vraag is wat ik zou kunnen doen. vrouw De mens wikt, God beschikt. man Alleen maar kijken. Als ik een boom zag of een narcis en het was lente en die dingen zaten vol knoppen dan wilde ik ze eigenlijk openmaken om te kijken wat erin zat. Hoever het al was. Maar dat werkte niet, want dan kreeg je troep. Dat moest duwen in die knop. Duwen en persen. Die knop hield zichzelf tegen tot hij niet meer kon. Dat duwen en dat persen en dat tegelijkertijd tegen houden en dat alle maal in één knop en je kon er niks aan doen. Je kon er alleen maar naar kijken. vrouw We kunnen niets doen. We kunnen niets doen. man Tot in het duister licht gaat schij nen. vrouw Helemaal niets. man Ik vroeg me af... vrouw Zeg het maar. man Ik vroeg me af of u en ik vrouw Uw ogen zullen naar vreemde vrouwen zien en uw hart zal verkeerd heden spreken. man Wat mag er toch veel niet. vrouw Nee. De jongen komt op. jongen Meneer De Bruin laat vragen of u op tijd terug bent voor het avond eten man Wie heeft jou last gegeven mij te achtervolgen? Scheer je weg, of moet ik soms de burgemeester waarschuwen? jongen dan kan hij Mevrouw De Bruin laten weten hoeveel koteletjes ze moet ontdooien. Eet u mee of niet? man Dat gaat je niks aan. vrouw Is dat meneer De Bruin van de bakkerij? jongen Bakker De Bruin bakt ze brui ner. vrouw Ja die. man Zeg maartegen De Bruin dat ik nooit meer terug kom. jongen Meent u dat? man Heeft iemand jou iets gevraagd lummel? Gaat henen en zeg maar dat hij de rambam kan krijgen met zijn koteletjes. jongen Idioot. man Wat? jongen Ik zal het zeggen. (tegen de vrouw) U moet niet naar hem luisteren. 13 Zeeuws Tijdschrift 2002/4

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2002 | | pagina 15