man Wat? vrouw De Heere verlost de ziel Zijner knechten, en allen die op Hem betrou wen, zullen niet schuldig verklaard worden. man God bestaat niet. vrouw Hoe komt u daar nou bij? man God bestaat niet. vrouw Ik ga hier niet over ruziën. man Heeft u kinderen? vrouw Ja. man Hoeveel kinderen hebt u verloren bij de ramp? vrouw Dat gaat u niks aan. Geeneen. man Ik ook geeneen. vrouw U liegt. man Dat zijn geen dingen waar je grap jes over maakt. Ik heb geen kinderen verloren omdat ik geen kinderen had. vrouw En die dochter in Australië dan? man Die bestaat niet. vrouw En uw vrouw? man Heb ik ook niet. vrouw Wat een kruis. man Het leven gaat door. vrouw Hoe zit mijn haar? man Uw haar zit uitstekend. vrouw Het is zulk rothaar. Dun. je kunt er geen kant mee op. Ik zou een hoedje moeten hebben. Als ik een hoedje had, zou ik me beter voelen. De man raapt de hoed van de vrouw van de grond. man Alstublieft. vrouw Kunt u toveren? man Hij lag daar al. Het is uw eigen hoed. vrouw Nee hoor. Hij past. man Het is een mooie hoed. vrouw ja, het is een mooie hoed. Ik heb ongelooflijk veel geluk gehad. Dat ik die uit die berg kleren heb weten te vissen. Als je zag wat er voor een afge dragen rommel bij die inzamelings acties gedumpt werd, daar werd je beroerd van. En als er dan wat bij zat dan ging het niet naar de gewone mensen zoals u en ik. Die Zweedse met bontgevoerde jekkers die zijn alle maal naar de zonen van de burge meester en de dokter gegaan. man Het is niet waar. vrouw En die mooie boten uit Noorwegen met die buitenboordmo toren heb ik ook nooit meer gezien. man De meeste mensen bedoelden het goed. vrouw Voor goede bedoelingen koop je niks. Maar ja, dat is nu allemaal ver geven en vergeten. Weet u wat ik ga doen? man Nee, wat gaat u doen? De vrouw is vergeten wat ze gaat doen. Misschien gaat u boodschappen doen in de stad. vrouw Ja, dat zal het zijn. man Of schiet u vandaag zelf uw maaltje bij elkaar? vrouw Waarom zegt u dat? man Nou, dat geweer. vrouw Ah, dat geweer. Nee, dat is voor de schuldigen. man De schuldige? vrouw Ja, de schuldigen. Die schiet ik neer. Met dit geweer. Ik heb alleen.... Kunt u misschien... Het is zolang gele den. Zou u misschien even kunnen laten zien hoe het ook alweer werkt. man Heeft u kogels? vrouw Ja natuurlijk. Ik ben niet gek. man Daar heb ik geen seconde aan gedacht. De man demonstreert het geweer. man Hoe zoekt u ze? Die schuldigen? vrouw O, die zoek ik niet hoor, die kom ik vanzelf tegen. Ik ga er nooit achter aan. Ik wacht tot ze zich laten pakken. Net als die hazen vlak voor het water kwam, weet u nog. Die hadden zo hard gerend, voor het water uit. Die waren zo moe, die lieten zich zo pakken. Zo is het ook met schuldigen. Die zijn moe. man Waarvan? vrouw Omdat ze opgejaagd worden. Door hun geweten. Een echte schuldi ge herken je aan zijn uiterlijk. Een ver moeide blik. Wallen onder de ogen. Bonkend voorhoofd. Een koud hart. Schuld put uit. Het knaagt. Het bijt zich vast. Het gaat nooit weg. Het zet het leven stop. Een schuldige wordt langzaam gek. Gaat rondjes draaien, ziet geen uitweg. Kan zichzelf niet meer bevrijden. Raakt in paniek, en op een goed moment, kan hij geen kant meer op. Ik wacht ze op. De schuldi gen. Ik laat ze tot mij komen. En dan breng ik verlossing. Het begint nu toch koud op te trekken, vindt u niet? man Doet u dat vaak, verlossing bren gen? vrouw Weet u wat het probleem is? Dat er zoveel schuldigen zijn. ledereen heeft wel iets gedaan. Dat is een groot probleem, vindt u niet? man ja, dat is een groot probleem. vrouw U moet mij niet onderschatten. man Dat doe ik niet. vrouw Dat doet u wel. man Ik dacht het niet. vrouw Ik dacht het wel. En wat gaat u doen? man Ik ga helemaal opnieuw beginnen. vrouw Nu nog? man Hoe bedoelt u, nu nog. vrouw Nou, op uw leeftijd. man Kijk naar je eige. vrouw Wat zegt u? man Kijk naar je eige, ouwe tang. De vrouw moet giechelen. De jongen komt op. man Wie heeft jou last gegeven mij te zoeken? jongen Ik heb u niet gezocht, ik heb u gevonden meneer. man Nog in raadselen praten ook. Hebben ze me nodig? Het zal wel weer loos alarm zijn. Ze kunnen me altijd bellen maar ik kom alleen als het echt nodig is. jongen Zal ik meneer De Bruin ver tellen dat u hier bent? man Nee. jongen Hij zal zich ongerust maken. man Niemand hoeft zich over mij ongerust te maken. Dat zal hij ook wel niet doen. Hij zal wel blij zijn dat ik weg ben. jongen Hij niet, maar ik wel. man Wat? jongen Niks. Ik zal zeggen dat ik u hier gevonden heb. man Je doet maar wat je niet laten kunt. De jongen gaat af. 12 Zeeuws Tijdschrift 2002/4

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2002 | | pagina 14