Vroeger was er helemaal geen werk. Je mocht blij zijn als je bij een boer terecht kon, en dan moest je je kop dichthou den als je te weinig verdiende want anders vloog je eruit. Ze moesten die buschauffeurs eens harder aanpakken. Maar dat zullen ze ook wel niet doen. Nee, iedereen heeft het voor het zeg gen en niemand doet iets. Nee, ze staan erbij en ze kijken ernaar. Bent u op de vlucht? man Waarom zou ik vluchten? vrouw Niks, ik dacht, die koffer. man Die koffer is voor noodgevallen. vrouw Dus u denkt toch dat u zal moeten vluchten? man Denkt u dat? vrouw Gaat u op reis? man Ja. vrouw Waarheen? man Zeg ik niet. vrouw Dat noem ik vluchten. Waarom vlucht u? man Mijn hart. vrouw o. man Mijn hart houdt het niet meer. vrouw Het lijkt wel of er een stuk steen in zit. Soms zit het daar. Soms zit het daar. Een soort bewegend blok dwars door mijn buik. man U moet naar de dokter. vrouw Onzin. man Dan niet. vrouw Zo'n man doet niks. Die kijkt naar je navel en zegt het is de pleuritis en dan kan je weer naar huis. man Ik ga op reis. Naar Australië. vrouw Australië? Wat gaat u daar doen in Australië? man Naar mijn dochter. vrouw O. Heeft u een dochter? man Nee. Ja. vrouw Woont ze daar veilig? man Wat bedoelt u? vrouw Het is of overal de vloek op ligt, de zegen gaat overal uit weg. Er dreigt een totale ruïne, dat God ook onze dij ken zal doen doorbreken. Zo gij u niet bekeert, zegt God, gij zult desgelijks vergaan. Dat hangt ons boven het hoofd. Gij moogt het wel weten. Een gehele ondergang dreigt ons. Waarom? Wel, de zonden wassen steeds aan onder de zegeningen en slagen en dat wij onder de zegeningen nog niet beteren. Ik moet het de gemeente zeg gen, dat het oordeel Gods zeer nabij is en zeer vreselijk zal zijn. Wat het wezen zal of hoe het zal komen, laat de Here verborgen. Het is een verzegeld oordeel, dat nochtans gewis er van avond nog een ernstig en aandringend vermaan gehoord wordt, misschien voor velen de laatste keer. man Waar kwam dat nou vandaan? vrouw De dominee. Gods woord op 25 januari 1953. De week voor de ramp. man Die dominees die kletsten toch maar een eind weg hè. vrouw Hij heeft gelijk gekregen. man Ach mens, het was gewoon een preek van een gek die de mensen graag op hun knieën ziet. De vrouw begint te bidden. man Ik heb het koud. vrouw Dat hoort een man niet te zeggen. man Hoe heet u? vrouw Ik? man Ja. God heeft u een naam gege ven. vrouw Denkt u dat ik iets bij me heb waar het in kan staan? man Een rijbewijs misschien. vrouw Heb ik een rijbewijs? man Hoe moet ik dat nou weten? vrouw Een bonnenboekje. man In bonnenboekjes stonden geen namen. vrouw Stond u geregistreerd? Als wat? U werkt niet echt mee. Nee kindje, nu even niet. man Wat? vrouw Zei ik wat? Wat zei ik? man Ik heb het niet gehoord. vrouw Waarom deed u niets. man Wanneer? Wat had ik moeten doen? vrouw U lijkt me een van die mensen die nooit doet wat ze moeten doen. man Ik begrijp niet waar u het over hebt. vrouw Niemand deed iets. Niemand. Mensen met een positie ook niet. Er is een ingenieur geweest, die had 's nachts om één uur al gezien dat het water tegen de vloedplanken stond, en om half drie kolkte het door de straten maar hij is gewoon naar bed gegaan omdat hij zelf geen water in huis kreeg en 's ochtends om negen uur is hij eens een keer gaan kijken. Eén of andere opzichter heeft de hele nacht op de bovenverdieping van zijn huis gezeten en daarna heeft hij eerst zijn boeken kast in veiligheid gebracht en de volgen de ochtend pas was er een volstrekte nutteloze bijeenkomst op het stad huis. Een andere vent die ook vanalles in de melk te brokkelen had, lag gewoon te slapen. Om 2 uur maakten zijn buren hem wakker en meteen daarna stroomde zijn huis vol. Hij moest en zou per se zijn geld redden en 's zon dags toen het water gezakt was eerst zijn vrouw en zijn ouders en pas in de nacht van zondag op maandag hielp hij in de stad mee met het reddings werk. En dan had je nog die burge meester die pas om half vier wakker werd, terwijl hij toch op zaterdag van uit Middelburg nog gewaarschuwd was voor gevaarlijk hoog water. Toen ze hem die zondag met een bootje uit zijn huis kwamen halen, wou hij eerst niet mee. Ik zit hier rustig, zei hij. Schijtluizen. Maar ja, dat is nu allemaal vergeten en vergeven. man Ik zou graag nader met u kennis maken. vrouw Waarom? man Van mens tot mens. vrouw Nee hoor, daar komt niks van in. Ik weet niet wie u bent. Voor je het weet willen ze met je trouwen. Of ze schoppen je met kind en dan moet je met ze trouwen en dan zit je met iemand die je helemaal niet wil. man U bent al getrouwd. vrouw Nee hoor. man U draagt een ring. Wat staat erin? vrouw Kees en Mieke. 1940 Ringetje. Ringetje. Het meisje komt op in haar gedachten. Nee kindje, we gaan nog niet naar huis. De tijd is nog niet rijp. Ik ben nog niet moe. Dit is een heel aardige meneer. Mee naar huis? En dan? man Een kopje koffie drinken. vrouw Nee dank u wel. Een andere keer. Speel nog maar even door. Heb je het koud? Nee toch. Het is hier eigenlijk net zo lekker als in Australië. Dat snap jij toch niet. Je bent nog veel te klein. Wat eten we vanavond? Bietjes. Bah? Bah, dat zegt ze altijd. man Is dat zo? We krijgen onweer. vrouw Het kan ook overdrijven. man Dat denk ik niet. We staan hier verkeerd. vrouw We staan hier best. man Open veld. Waar moeten we heen? De bliksem. vrouw Wie op God betrouwt, hij vreze niets. n Zeeuws Tijdschrift 2002/4

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2002 | | pagina 13