STREEKTAAL OF TAALSTREEK?
Het steekspel omtrent het Zeeuws nadert zijn ontkno
ping. Binnenkort neemt de minister van Binnenlandse
Zaken onder meer op basis van het advies van de
Nederlandse Taalunie een beslissing of het Zeeuws
het keurmerk streektaal krijgt. De kans daarop is nihil.
In 1997 toen het Fries en Nedersaksisch als zodanig
werden erkend, was de kans van slagen daarop nog
groot geweest. Het politieke en culturele tij is inmid
dels gekeerd.
Uit het antwoord van de algemeen secretaris van
de Taalunie aan de provincie van 6 november jl. wordt
dat duidelijk: de erkenning van het Limburgs en
Nedersaksisch als minderheidstalen is, naast het Fries,
een ongelukkige keuze geweest en de Nederlandse
overheid had er goed aan gedaan de
Taalunie, via het Comité van
Ministers als beleidsbepalend
orgaan, bij de erkenningsprocedu
re te betrekken. Dat is inmiddels
door het Comité van Ministers en
door de Nederlandse bewindvoer
ders officieel erkend.' Vooral de
precedentwerking die van de
erkenning van die 'streektalen'
uitgaat, wordt achteraf betreurd.
Een particulier initiatief voor
de erkenning van het Zeeuws
komt van Doctor J.P. Zwemer: Tk
doe dit verzoek aan een honderd
tal Zeeuwen en dialectliefhebbers
wiens ondertekening enig gewicht
in de schaal kan leggen: doctoran
dussen, ingenieurs, meesters in
de rechten, doctoren, (oud-)burge-
meesters, (oud-)wethouders, en
oud-Statenleden.' Zwemer had
natuurlijk beter een volkpetition
nement kunnen beginnen.
Immers, onder zijn verzoekgroep is er niemand die in
een omgeving vertoeft waar nog zwaar dialect wordt
gesproken.
Marjolein de Visser (streektaalconsulent, standplaats
Middelburg) en Marco Evenhuis (redacteur van het
Woordenboek der Zeeuwse dialecten en Noe) werden in
het tijdschrift Onze Taal 12 (2001) geïnterviewd (cita
ten die ik aanhaal komen daaruit)Laatst kwam ik De
Visser, die vooruitlopend op de erkenning per 1 juli
2001 alvast benoemd is, tegen en vroeg haar of dia
lectconsulent niet een betere omschrijving van haar
werkzaamheden was. Zij ontweek mijn vraag, maar in
Onze Taal wordt duidelijk waarmee ze onder andere
bezig is. 'Ik probeer op dit moment de verschillende
groepen die in Zeeland met het dialect bezig zijn bij
elkaar te krijgen om te zien hoe we samen de druk op
de Haagse politiek kunnen opvoeren om de erkenning
erdoor te krijgen.' Het argument daarvoor is niet sterk:
'Het zou oneerlijk zijn als het Zeeuws niet diezelfde
kans kreeg Is het Zeeuws minder waard dan het
Limburgs of het Nedersaksisch?' Zoals eerder opge
merkt zal de precedentwerking van
de andere 'streektalen' niet meewe
gen in de te nemen beslissing.
Evenhuis daarentegen beseft
donders goed dat het te laat is voor
een erkenning van het Zeeuws en
ziet dat het achterhoedegevecht
niet zozeer om het Zeeuws gaat,
maar een prestigekwestie is: 'Ik
heb de indruk dat de hele erken
ningsprocedure nu weinig meer
is dan een prestigeobject voor de
provincie. Ze hadden veel meer
kunnen doen, ook zonder erken
ning - maar de subsidie voor Noe
is bijvoorbeeld ingetrokken.' Als
Evenhuis een rubriek 'Noe' in het
Zeeuws Tijdschrift wil beginnen
(wel in het Nederlands) dan is hij
I bij deze uitgenodigd. Zijn meer
op de toekomst gerichte uitgangs
punt voor de bestudering van de
Zeeuwse dialecten is verfrissend,
want de geur van provincialisme
is eruit verdwenen. Misschien kan ik hem overtuigen
dat het Zeeuws geen streektaal is maar er in de toe
komst wel een kan worden, een dynamische taal van
een zelfbewust Zeelandstad dat de erkenning niet bui
ten maar in zichzelf zoekt.
Paul van der Velde
2 Zeeuws Tijdschrift 2001/6