gelijkblijvend, soms oplopend, soms aflopend, maar altijd op basis van goede afspraken, heldere evaluaties en verantwoording achteraf van de bereikte resultaten en de doorgemaakte ontwikkeling. Dat zijn voor de provincie effectievere sturingsmiddelen, dan het jaar lijks verdelen van grote subsidiebedragen in piepkleine partjes aan heel veel gegadigden. Dit soort fijnmazige beleidsinstrumenten zijn misschien nog toepasbaar in de kleinere verbanden, maar niet op provinciaal niveau. Dit alles klemt temeer nu op landelijk niveau weer hardop gedacht wordt aan een meer regionale verdeling van de grote subsidiegelden. Daar is nu nog veel weer stand tegen, vooral uit angst voor het culturele non- beleid van plaatselijke bestuurders, die volgens het klassieke angstbeeld liever lantarenpalen dan kunst bekostigen. Nu zijn daar helaas ook in deze streken wel voorbeelden van te geven en de vrees is niet helemaal ongegrond. Alleen voor Zeeland is het een beetje lood om oud ijzer. Deze regio moet het immers in het alge meen ook niet hebben van het begrip bij de landelijke instanties die de subsidieverdeling adviseren of zelf verdelen. Het imago van Zeeland daar is dermate zwak dat een lumpsum toewijzing volgens regionale criteria zeker geen verslechtering zou hoeven te betekenen. Het provinciebestuur, zou in zo'n situatie - mits voor zien van een duidelijk geformuleerde toekomstfilosofie en mits bereid tot een geëmancipeerd beleid met mon dige partners - hier een formidabele rol kunnen spelen. Vlaamse inspiratie Kunst en cultuur mogen dan, zoals eerder gesteld minder afhankelijk zijn van het getal dan onderwijs en zorg, Zeeland blijft natuurlijk een moeilijk gebied: dun bevolkt, een verbrokkelde geografische structuur, geen steden van enige omvang, weinig inwoners, geringe groeimo gelijkheden en weinig traditie op het gebied van een overheidsbeleid met betrekking tot de professionele kunsten. Dat is uiteraard al veel eerder geconstateerd en een van de gevolgen daarvan is dat Zeeland - overigens op instigatie van de landelijke overheid - een soort cul tureel pact heeft gesloten met de provincies Limburg en Noord-Brabant. Veel meer dan een paar fraai vorm gegeven publicaties heeft dat tot nu toe niet opgeleverd. De plannen die in dit kader worden ontwikkeld, vertonen alle de sporen van een omgekeerde wereld: zij worden ontwikkeld omdat er geld voor beschikbaar is in plaats van dat er geld wordt gevraagd voor uit innerlijke nood zaak geboren initiatieven. Uit de eerste situatie komt zelden iets goeds voort en zo ook in dit geval. Toch is de gedachte zeker niet gek. Als het niet reëel is te rekenen op een substantiële groei van de eigen bevolking, wat ligt er dan meer voor de hand dan het eigen culturele gebied uit te breiden, door samenwerking met nabijgelegen bevolkingscentra? Er zijn twee dingen mee te winnen: men kan meeprofite ren van het daar bestaande culturele aanbod door het naar zich toe te halen en men schept de gelegenheid de eigen producties in een groter gebied te presente ren. Om tot een enigszins verantwoorde uitwisseling te komen is het vanzelfsprekend nodig dat men als samenwerkende regio ook zelf iets te bieden heeft. Daarin ligt onder andere het belang van investeren in een eigen theatergezelschap, een eigen orkest, een eigen festival. Als de kwaliteit daarvan goed is, kan de eventueel, geringe omvang ervan geen probleem zijn. Of Zeeland dit soort allianties moet zoeken in Noord- Brabant en Limburg is de vraag. In ieder geval zou het onverstandig zijn zich daartoe te beperken en mogelijkheden om samen te werken met Rotterdam, Delft en Den Haag daarvoor uit te sluiten. Waar voor Zeeland zeker kansen liggen is de samen werking met België. Antwerpen, Gent, Oostende, Brugge; van alle provincies in Nederland ligt Zeeland daarvoor het gunstigst. Tot nu toe is er in het zogeheten Euregio- verband wel wat ondernomen, maar veel heeft dat nog niet opgeleverd. Er zijn grote verschillen tussen Nederland en Vlaanderen in kunstbeleid en subsidië ring en dat heeft een nauwere samenwerking in de weg gestaan. Dat komt mede omdat de samenwerking gepraktiseerd is vanuit de bestuurlijke laag. Wil het wat worden dan zal men de uitvoerende kunstenaars zelf met elkaar in contact moeten brengen. Het is bijvoor beeld bekend dat de Vlaamse cultuur, met name op het terrein van het theater, de Nederlandse sterk heeft beïnvloed door de concrete aanwezigheid van theater makers en uitvoerenden in het Nederlandse bestel. Daar liggen voor Zeeland kansen die tot nu toe grotendeels - ook hier is de beeldende kunst een gun stige uitzondering - onbenut zijn gebleven. Zonder extra inspanningen in menskracht, geld en energie zullen die kansen echter geen realiteit worden. Maar wat is er mooier dan investeren in een regionale cul tuur die voortdurend bezig is zijn eigen grenzen te overschrijden? Met dank aan Caroline Baljé en Frans Haverkort van de Provincie Zeeland. 32 Zeeuws Tijdschrift 2001/6

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2001 | | pagina 34