Maurice Góth, Zelfportret, z.j., rood en zwart krijt op papier.
Maurice Góth, Sarika lezendz.j., aquarel op papier.
De werkstukken
De ingeleverde werkstukken waren met zorg gemaakt,
er sprak betrokkenheid en kritische aandacht uit. Het
college over de kunstenaarskolonie Domburg bood de
gelegenheid bekende namen - Toorop, Mondriaan - in
een nieuw verband te zien, waarbinnen het Zeeuwse
landschap en het begrip vriendschap bepalend waren.
Opvallend was dat de aandacht niet alleen uitging naar
Toorops symbolistische)!) en neo-impressionistische
periode en Mondriaans duinenreeks, maar evenzeer
naar Mies Elout-Drabbe's getekende portretten en, in
mindere mate, facoba van Heemskercks Domburgse
houtsneden en schilderijen. De tweede lezing was
onder meer aanleiding tot een beschouwing over de
vele kunstenaars die Hongarije in de afgelopen twee
eeuwen verlaten hebben. De meeste van hen behiel
den min of meer hun Hongaarse karakter, zoals ook
uit hun werken bleek. De herontdekking van de Góths
werd als een belangrijke stap tot betere kennis van de
eigen cultuur beschouwd en als 'een soort (nieuwe)
culturele brug' tussen Nederland en Hongarije. Voor
de een was het werk van Móric een spiegel waarin
bepaalde aspecten van de Hongaarse cultuur weer
kaatst werden, bleven zijn Hongaarse wortels steeds
zichtbaar, voor de ander was de invloed die Domburg
op hem had uitgeoefend zo groot dat die wortels uit
zijn latere werk verdwenen. Veel aandacht was er voor
zijn zee- en strandschilderingen. Men zag er een licht
en een weerspiegeling in die sterk verschilden van die
op de 'Nagybanya-schilderijen'. De laatstgenoemde wer
ken straalden warmte uit; Góths kleuren hadden een
zekere felheid die zijn oorsprong vermoedelijk in het
bijzondere licht van kuststreken had. Sommigen waren
vooral gegrepen door Góths portretten. Hij legde de na
druk op de ogen. Uit de schilderijen die Móric van Sarika
maakte, sprak de liefde die hij zijn dochter toedroeg en
interessant was het waar te nemen dat hij haar altijd in
profiel of van achteren heeft afgebeeld. Er was weinig
belangstelling voor Sarika's werk, alleen haar Italiaanse
Madonna (1925) kreeg een pluimpje: 'Er is weinig kleur,
alleen maar wit en zwart. Het gezicht van de Madonna
is ook heel zacht, haar ogen en mond zijn heel mooi
afgebeeld.' Eén studente wees op de aanwezigheid van
boeken op de schilderijen van Maurice, en op het boei
ende feit dat die boeken meestal door vrouwen werden
gelezen. Tegelijkertijd miste zij iets in zijn werk, 'iets,
wat wij misschien originaliteit, stijl of individualiteit
zouden kunnen noemen.'
15 Zeeuws Tijdschrift 2001/1