VOORUIT DAN MAAR DE BRAAMSLUIPER EN DE ZEEBIET Jan van Geelen Aan wandelen in de natuur heb ik een broertje dood. Figuurlijk gesproken, want mijn enige broer(tje) is op een schlemielerige wijze aan zijn einde gekomen. Laten we op pad gaan, achter elke paar bomen zie ik het hoofd van Pronk verschijnen, bij het passeren van beemden en welen duikt het gezicht van Winsemius op, terwijl varkens en koeien mij - afgezien van de gele oormer ken - irriteren doordat het beeld van de zelfgenoegzame Brinkhorst zich opdringt. Alle drie mannen die, naar ik denk, niet echt van trams en risotto houden. Natuur lijk moet ik ook aan vrouwen denken, bijvoorbeeld bij het wegschieten van een rank addertje. Maar op welke wandeling ook, ik heb geen moment het idee gehad dat ik in de verte Mariene Dietrich, Marilyn Monroe, Juliette Gréco of Fien de la Mar aan zag komen lopen. Nee, alleen maar schilferige joggers, de lusten van zich afwandelende dames, en wanhopig struinende jonge gezinnen, terwijl rondrennende honden een voortdurende bedreiging voor de gezondheid vormen. Nee, geef mij maar liever het clair-obscur van de menselijke aanwezigheid in al dan niet overzichtelijke bebouwing. De menselijke onvolmaaktheid is mij liever dan de schoonheid van de natuur. Verlangen naar het volmaakte is mij vreemd, want men moet reëel blijven, slechts in de beperkte euforie van een kleine droom wereld kunnen wij verstoppertje spelen met de onvolmaaktheid. Toch kijk ik om drie redenen met sympathie naar de Wandelgids voor Zeeland en West Brabant (Nederland deel 14), samengesteld door Joop Begheijn en uitgegeven door Uit geverij Stap voor Stap (Nijmegen 2000, 16,90), die in 64 bladzijden de leidraad geeft voor 25 wandelingen, voor tachtig procent in Zeeland. Om te beginnen heeft elke boutade een kern van onwaarheid. Ten tweede is het in Zeeland ook buiten de bebouwing goed toeven. En ten derde is dit gidsje terughoudend en praktisch. De natuur biedt, al is het in stilstaande houding, vele genoegens: de grillige klaarheid van de schep ping, de onverhoedse lichtval door een bladerdak, stil staand en stromend water, boomdijken, wegen door het rechtlijnige land, klei, vogels, beesten op vier poten die je aankijken. Met als aangename stoffering: schuren, boerderijen, kerkhoven en landbouwtrek kers. In Zeeland is het landschap rechtlijnig èn hob belig, getekend door het zwoegen en ploegen van de mens - rechtop op de akker, gebogen op het smokkel- pad. Zeeland met zijn Vlaamse component is schoon. Dit leggen de negentien wandelingen, voor wie het nog niet wist, op papier vast. De eerste wandeling leidt ons door de duinen van Westenschouwen ('Gekraagde roodstaart, fitis, spechten en allerlei zangvogels zoals vele soorten mezen en de nachtegaal broeden hier.'). De wandeling vanuit Haamstede naar de duinen van het Zeepe is 5,5 km lang ('Het binnenduingebied bestaat uit een rijke variatie van bossen, struwelen, grasland en stuifzand'). Dreischor en oude en nieuwe dijken leidt de wandelaar 'over veelal oude dijken door open Zeeuws landschap; er zijn opvallend veel bijzondere huisjes, herenhuizen, boerderijen en andersoortige bouwsels te zien.' De twee volgende routes geven een Kreekwandeling bij Ouwerkerk ('In de graslanden vindt men zeekraal en orchideeën.'). St. Philipsland: Rammegors en het Stinkgat, 2 of 7 km, biedt moerasge bied en schorren. Wandeling 7 voert door Natuur-gebied de Schotsman op Noord-Beveland: 'In de eiken- en essen- bossen horen we nachtegaal, groene specht, ransuil en houtsnip. De voor malige strandvlakte staat vol planten: in mei is het geel van de muurpeper, in augustus wit door de zeldzame parnas- sia en roze door het eveneens zeldzame 53 Zeeuws Tijdschrift 2000/6

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2000 | | pagina 55