'Roomskoning' wilde kronen. Karei weigerde dit cate gorisch omdat hij dan toch nog ondergeschikt zou zijn aan de Duitse keizer en hij juist prefereerde koning zonder voorbehoud te zijn. Om verdere conflicten uit de weg te gaan, ontvluchtte keizer Frederik III de stad en liet Karei de Stoute met de brokken zitten. Dit bete kende voor Karei een geweldig prestigeverlies. Om aansluiting tussen zijn 'Nederlandse' bezittin gen in het noorden en de Bourgondische gebieden in het zuiden te krijgen, de landen van herwaarts over en der waarts over, moest Lotharingen veroverd worden. Daarom werden benden van ordonnantie opgericht: een staand leger dat soldij uitbetaald kreeg. Om dit te kunnen financieren werden de belastingen twee maal zo hoog als onder Filips de Goede en werden parlement en reken kamer te Mechelen gecentraliseerd. Omdat Karei de Stoute een oorlogszuchtige buitenlandse poltiek voerde, verwierf hij zich verschillende vijanden. Tegen de Zwitsers leed hij in 1476 bij Grandson en Murten een verplette rende nederlaag. Het Franse adellijke ridderleger te paard werd verslagen door zwaar bewapende infanterie- soldaten die uit het volk waren gerecruteerd. De op de Bourgondiërs buitgemaakte schatten worden tegen woordig als Burgunder Beute in het museum van Bern tentoongesteld. De nederlaag tegen de Zwitsers was voor Lotharingen het sein om in opstand te komen. Bij een poging Nancy te hernemen, sneuvelde in januari 1477 Karei de Stoute in de buurt van de stad. Enkele dagen later werd zijn lijk pas gevonden. Het was bevroren, half aangevreten door de wolven en beroofd van kleren en juwelen. Op slag kwam er een einde aan de grote droom. Koning Lodewijk XI van Frankrijk bezette onmiddellijk het hertogdom Bourgondië en maakte aanstalten om de Nederlanden aan te vallen. Karei had slechts een doch ter, Maria de Rijke, negentien jaar oud. De centralisatie- politiek werd teruggedraaid: het parlement en de rekenkamer te Mechelen werden opgeheven en allerlei privileges moesten weer worden toegestaan; het gewest Gelre hernam zijn zelfstandigheid. Om Frankrijk in bedwang te houden, huwde Maria met Maximiliaan van Oostenrijk. In 1482 werd de vrede van Atrecht met Frankrijk gesloten. In hetzelfde jaar viel Maria de Rijke van haar paard en stierf. Zij werd opgevolgd door haar driejarig zoontje Filips de Schone. Maximiliaan, inmiddels Duits keizer nam het regentschap waar voor de jonge vorst. In 1493 huwde Filips met Johanna de Waanzinnige van Spanje. In 1500 werd te Gent hun zoon Karei geboren, de latere keizer Karei V. Kareis de Stoute in Middelburg èn Zierikzee Karei de Stoute werd op 10 november 1433 te Dyon geboren uit het huwelijk van Filips de Goede en Isabella van Portugal. Tijdens zijn jeugd had zijn moeder grote invloed op hem. In 1439 werd Karei uitgehuwelijkt aan Catharina, de tweede dochter van koning Karei VII van Frankrijk. Zij overleed in 1446. Karei de Stoute en ook zijn moeder hadden de voorkeur gegeven aan Anna van York, Filips echter koos voor Isabella van Bourbon. Uit dit in 1454 gesloten huwelijk werd Maria de Rijke geboren. In 1452 kwam Gent in opstand tegen het grafelijk gezag. Bendes huursoldaten plunderden en verwoestten in opdracht van Gent de steden die de kant van de graaf, van Filips de Goede kozen. In de daaropvolgende strijd, die tot 1453 duurde, vocht Karei de Stoute mee. Na onenigheid met zijn vader trok Karei zich vanaf 1463 terug in Holland. In 1465 volgde verzoening en kwam Karei feitelijk aan de macht. Op 25 september 1465 stierf Isabella van Bourbon. Drie jaar later, op 3 juli 1468, trad hij te Damme in het huwelijk met Margaretha van York, zuster van Eduard IV van Engeland. Na het overlijden van hertog Filips op 15 juni 1467 werd Karei de Stoute officieel de machthebber van de Bourgondische staat. Ook van Zeeland was hij de legitieme heerser en in die hoedanigheid kon hij zijn recht doen gelden in Middelburg, de hoofdplaats van het gewest. Karei miste geduld en zelfbeheersing. Zijn optreden te Middelburg - de onthoofding van drie broers - zou dus 48 Z eeuws Tijdschrift 2000/6

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2000 | | pagina 50