SSE liberale Tweede Kamerlid D. van Eek en de eveneens uit Goes afkomstige l.D. Fransen van de Putte hem er wel op gewezen hebben. Van de Putte behoorde tot Veths intimi. Dat valt onder meer op te maken uit de kleine honderd brieven van hem in de brievencollectie van Veth. Hij had fortuin gemaakt als suikercontrac tant in Nederlands-Indië en was minister van Koloniën in het Tweede Kabinet Thorbecke (1862-1865) en enige tijd premier van dat kabinet. Veth was een uitgesproken voorstander van Van de Putte's cultuurwet die de af schaffing van het cultuurstelsel (dat de verplichte ver bouw van producten door inheemsen voor de staat in hield) beoogde. Toen deze werd verworpen trad hij af. Beiden werden lid van de redactie van het Tijdschrift voor Nederlands Indië. Veth leidde als hoofdredacteur, onder meer gesteund door Fransen van de Putte, de aanval op het cultuurstelsel dat in 1870 daadwerkelijk werd afgeschaft. Of Fransen van de Putte nog de hand heeft gehad in de benoeming van Veth tot lid van het Zeeuws Genootschap der Wetenschappen kon niet vastgesteld worden. Veths omgang met die sierzeeuw zal allicht niet aan de aandacht van het standsbewuste bestuur van het Genootschap ontsnapt zijn. Bovendien kon Veth die zowat lid was van alle andere vooraan staande wetenschappelijke genootschappen in Nederland, inclusief de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden, zeker als een aanwinst voor het genootschap worden beschouwd. Zijn benoeming tot lid van het Zeeuws Genootschap in 1871 was dus bepaald niet prematuur. MM** I) 1 1' 1, 0 JI A *7/ A-'f Ontdekker van de Tibetreiziger Samuel van de Putte Vier jaar later kwam Veth dat lidmaatschap uitstekend te pas bij zijn onderzoek naar de vergeten Vlissingse ontdekkingsreizger in Azië, Samuel van de Putte, die hij aan de vergetelheid zou ontrukken. Veth was op Van de Putte gewezen door de Engelsman C. Markham die secretaris van de Royal Geographical Society was. Deze vroeg Veth eind 1875 of hij meer van deze zeven- tiende-eeuwse Nederlandse reiziger afwist. Veth dook in de boeken en ontdekte na verloop van tijd dat wat er nog aan aantekeningen en memoriabilia van Van de Putte over waren, die zich in de verzameling van het Zeeuws Genootschap bevonden. Dat was niet veel want Van de Putte had testamentair bepaald dat al zijn aantekeningen vernietigd moesten worden. Slechts snippers onttrokken zich aan zijn laatste wil. Veth wendde zich tot het bestuur van het Genootschap en vroeg om de toezending van alle materialen met betrekking tot Van de Putte. Hij hoefde daarvoor dus niet naar Middelburg en was daar erg dankbaar voor: 'Door de heusche wijze waarop ik in de gelegenheid werd gesteld die schriftelijke nalatenschap in mijn studeervertrek nauwkeurig te onderzoeken, heeft het Bestuur van dat ver dienstelijk Genootschap mij ten duurste aan zich verplicht.' Het nog nooit bestudeerde materiaal was voorname lijk van Italiaaanse bijschriften voorzien, een taal die Veth passief beheerste. Hij lichtte Markham in over zijn bevindingen en zo vond de eerste westerse reizi ger in Tibet zijn weg in de internationale (weten schappelijke) literatuur. Tijdens een vergadering van het KNAG in Dordrecht in februari 1876 hield Veth een lezing over Van de Putte. Hiervan werd een ver slag in de Middelburgsche Courant gepubliceerd. Daarin stond dat Fransen van de Putte, hoewel niet rechtstreeks, een afstammeling van de ontdekkings reiziger zou zijn. De attente Vlissingse onderwijzer P. Fret bezorgde Veth aanvullende informatie waaruit de rechtstreekse afstamming kon worden aangetoond waarmee Veth zijn vriend een groot plezier deed. Veth die gewend was uit het blote hoofd te spreken werkte zijn lezing uit en publiceerde die hetzelfde jaar nog in het Tijdschrift van het Aardrijkskundig Genootschap (TAG). Dit artikel nam hij in iets beknoptere vorm op in zijn Ontdekkersen Onderzoekers. 'Dit was gedurende ruim honderd jaar de enige gedetailleerde informatie bron over deze reiziger', schreven Frank Lequin en Albert Meijer in hun publicatie Samuel van de Putte, een mandarijn uit Vlissingen (1690-1745!. Dit boek uit 42 Zeeuws Tijdschrift 2000/6

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2000 | | pagina 44