A. Viruly, najaar 1983. zoals jij het bedoeld hebt. Schrijven! Je moet er wel moed voor hebben. Nooit heb ik vroeger in mijn schooltram bij het verslinden van boeken over de moe dige Indiaan Winnetoe kunnen denken, dat er ooit iemand in Biggekerke met net zo veel lef als jij op jacht zou kunnen zijn. Schrijven! Waarvoor toch? Als je me nog een keer terugschrijft, moet je me uitleggen, waarom je het in vredesnaam doet en zult blijven doen. Vanwege verwachte hulde? De veel gehuldigde 'Prins onzer Dichters' Jany Roland Holst heeft eens en voor goed de waarde daarvan beschreven: 'Moe en gehuldigd kwam hij thuis, vermenigvuldigd tot een muis.' Samuel Johnson, ook een deskundige, verklaarde na zeer rijp beraad, dat alleen domoren voor wat anders schrijven dan voor geld. Wat is jou visie? Schrijven... Wij kennen woorden. Ook bestaan er dingen. En God in ons mag weten, maar weet niet, of Hij als woord leeft in een mensenlied zo lang als mensen dat maar blijven zingen, of dat Hij, boven hun verbijsteringen, ook waarlijk IS - hier of in een verschiet - zelfs als geen mens Hem ooit meer noemt of ziet in mooie woorden of in voorstellingen. Eens werd wat is. De mens schiep toen de namen. Maar woorden vinden geeft geen vat of Zijn. Met taal kan hij zijn lot veraangenamen, maar ook zijn diepste zin blijft tierlantijn. Met woorden slaagt geen mens voor zijn examen; ongepubliceerd gedicht als baksteen zakt hij - weg in schijn, schijn, schijn.* van A. Viruly. Enfin, gegroet dan, lieve Johanna, uit de witte lente van de Nieuwe Wereld bij dit voorlopig afscheid. Maak je over mijn welzijn geen zorgen. De Nieuwe Wereld zal me straks bij het rondtrekken ongetwijfeld een heel veilige blijken doordat ik zo'n krachtige talisman uit de Oude meegenomen heb. Daar is een hele Geschiedenis aan verbonden. Moet je horen: zeventig miljoen jaren gelden was er in onze Oude Wereld al enig leven. Het Eoceen noemen de geologen die tijd dan ook: de periode van de Dageraad. Negenen zestig miljoen jaren later had dit leven zich al zo ver ontwikkeld, dat er een wezen begon te bestaan, dat met enige goede wil 'Mens' genoemd kan worden, - en dat zichzelf ook wel zo genoemd zou hebben als het al woorden verzonnen had. Een miljoen jaar later vonden knappe geologen kleine schelpjes uit dat Eoceen op vier honderd meter onder Biggekerke en een stelletje daarvan 36 Zeeuws Tijdschrift 2000/6

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2000 | | pagina 38