A. Viruly in Amerika, maart 1983.
waarvan in geen enkele vorige eeuw de betekenis beseft is. Ik logeer in de
lentesneeuw bij mijn dochter. Cheops, Homerus, Ovidius of Vondel kunnen
dit zinnetje ook wel letterlijk zo aan een vriendin neergeschreven hebben,
maar in deze brief aan jou houdt het een waarheid in, waar geen van deze
genieën ooit op gekomen is. Omdat 'dochter' bij mij de unieke betekenis
heeft van iemand, die ik zowel, zes en een half pond zwaar, in een wieg heb
zien liggen als die mij honderd zes en half pond zwaar, in wel duizend nach
ten boven oceanen, bergen en woestijnen, kopjes KLM koffie geserveerd
heeft. Ik ben hier bij mijn dochter. Hiermee krijg jij als eerste in Biggekerke
of zelfs de hele wereld een zin met een volstrekt unieke betekenis toege
voegd. Eigenlijk dus wel een dichterlijke, vind je ook niet?
Twee nachten geleden vloog ik hierheen. Ditmaal niet meer als gezag
voerder met een stewardessen-dochter maar als een passagier met jouw
zesde brief. Zodoende las ik boven de Atlantische Oceaan onder een hemel
vol lentesterren over jouw sterren boven een slaapzak in de Walcherse duinen.
'Sterren', alweer zo'n geheimzinnig woord vol van ver uiteenlopende beteke
nissen. Ik keek naar Jupiter, de Grote Beer, de Maagd, de Tweelingen, die vroe
ger zo belangrijk in mijn vak geweest waren en die tegenwoordig al zelfs geen
betekenis meer hadden voor de baas op de bok. Want die kon nu snel zijn
hele navigatie regelen met eventjes drukken op computerknoppen. Het ver
schil! En wat hadden ze betekend voor Cheops, Vondel of jou in je slaapzak?
Een korte tijd dacht ik boven je brief, dat die lichten in jou en mij eenzelfde
gevoel hadden gewekt: een gelukkige en intense ontroering. Maar dat was niet
waar. Want je vroeg me, of ik bij het sterren-kijken ook niet net als jij dacht
dat een mens met die voor ogen nooit meer echt alleen zou kunnen zijn. Nee
hoor. Ik denk, dat een mens met al de tweeduizend zichtbare sterren voor zijn
ogen en in zijn hart heel eenzaam kan zijn en blijven. Dat zit hem, denk ik, in
het feit, dat ik een jaar of veertig langer dan jij rondgekeken heb.
Hierin kan ik mij vergissen en dat zou logisch zijn, omdat totnogtoe geen
enkel mens zich bij het denken aan de sterren niet vergist heeft. Gelukkig kan
ik je met eerlijkheid zeggen, dat de overstelpende gedachtes aan dit eeuwig
durende menselijke vergissen me kunnen vervullen met een absurd gevoel
van rijke waarheidsbeleving.
Hoe ik nu ineens in Amerika kom? Dat zit hem er in, dat ook mijn
vrouw een ster is. Zij zal het zeker twee maanden met de voorbereiding van
haar volgende toneelstuk zo druk hebben, dat ik wel aan haar en haar Muze
verplicht ben om haar in die tijd niet voor de voeten te gaan lopen. Zodat ik
maar het best weg kon vliegen in de richting, die mijn dochter wenste. En
dat gedaan heb ik ook - om te gaan logeren op deze ondergesneeuwde boer
derij en dan ook nog wat te gaan rondtrekken, Amerika in met onbekende
bestemming. Bij dat zwerven zal ik voor brieven onbereikbaar zijn. Als je me
op deze nog snel zou willen antwoorden, zal ik jouw zevende brief over jouw
lente nog net hier kunnen ontvangen. Dan zal het doek voor de pauze in ons
stuk moeten vallen. Het rees bij het schrijven van mijn eerste brief in Damme
nadat je in Brugge voorgedragen had over de golven 'die komen en het water
weer opnemen van de golven die gaan'; het moet vallen als je brief hier aan
gekomen is bij een gaande golf. Na die pauze zal het, hoop ik, weer rijzen,
wanneer wij voor de tweede maal een Walcherse strandwandeling zullen
34 Zeeuws Tijdschrift 2000/6