De orde van de Nederlandse cultuur
Dit artikel is een bewerkte versie van de feestrede die Toon Hagen, voorzitter van de Raad voor de Nederlandse
Taal- en Letterkunde van de Nederlandse Taalunie, op 21 oktober 2000 hield tijdens de academische zitting
in het Stadhuis van Hulst ter gelegenheid van het dertigjarig bestaan van de Afdeling Hulst van de Orde van
den Prince. Deze werd in 1955 opgericht door jonge Vlamingen die in het huidige tijdsgewricht als Vlaamse
fundamentalisten te boek zouden staan, richtte zich in het begin vooral op de verdere emancipatie van het
Nederlands als voertaal in België. Anno 2000 vormt de vereniging een wereldomspannend netwerk met
afdelingen en gewesten die waakt voor de Nederlandse cultuur in een globale setting. De Orde telt driedui
zend leden en is daarmee de grootste grensoverschrijdende Vlaams-Nederlandse culturele organisatie. Op
het moment maakt de Orde een proces van heroriëntatie door dat in het teken staat van een generatiewis
seling. Die gebeurt overigens wel onder de lijfspreuk van de vereniging: Tolerantia et Amicitia of zoals het in
goed Nederlands heet: verdraagzaamheid en vriendschap.
Toon Hagen
Ik ben een grensgeval. Dat schept direct een band met
de bewoners van het Zeeuws-Nederlandse gebied in
Vlaanderen, Zeeuws-Vlaanderen dus. Het grensgebied
van mijn vroege jeugd is dat van de Kempen, die zich
in het Brabantse uitstrekken aan weerszijden van de
Belgisch-Nederlandse grens. Ik ben geboren in Reusel,
slechts een paar honderd meter van de grens tussen
Reusel en Arendonk. Ik ben nog van voor de oorlog,
en in zo'n verleden betekende grensbewoner zijn heel
wat. Wonen aan de grens was tegelijk fascinerend en
riskant. In de grensstreek heerste de orde van de slag
boom, en dat was zeer ingrijpend. Die orde bepaalde
hoe men zich in het leven bewoog. In het zicht van de
slagboom werd de tred en de pedaalslag aangepast; ze
28 Zeeuws Tijdschrift 2000/6