Dubbele dukaten uit Gelderland (1580-1583) en Middelburg (1590). Foto Charles Strijd/Gemeentearchief Sluis- Aardenburg. Dubbele albertijnen van de aartshertogen Alert en Isabella uit een Antwerps munthuis (1600 en 1611). Foto Charles Strijd/Gemeente archief Sluis-Aardenburg. standpunt op de hoogte. Nu is het Arkema's beurt om niet geamuseerd te zijn. Twee weken later, op 16 novem ber 1949, stuurt hij een briefje terug. De afwijkende me ning van het NBI inzake de betekenis van het Besluit Herstel Rechtsverkeer heeft hem er zelfs toe aangezet contact op te nemen met het Ministerie van Justitie. Blijk baar stuurt hij aan op een juridische principe-uitspraak. In overleg met Justitie heeft hij de zaak doorgespeeld aan de afdeling beheer van de Raad voor Rechtsherstel. Afwachten maar weer, concludeert Aemoudts vermoeid. Een half jaar om precies te zijn. Zo ingewikkeld is de kwestie blijkbaar. Nee, antwoordt de VNG op 24 mei 1950, het NBI heeft ongelijk. De afdeling beheer van de Raad voor het Rechtsherstel en de raadadviseur van het Departement van Justitie delen de opvatting van de VNG. De burgemeester is verplicht de munten in te leveren en het NBI (afdeling Goes) moet ze innemen, of het dat nu wil of niet. De vinder kan van het instituut een beloning tegemoet zien, voegt Arkema eraan toe. Cor rectie: kan eventueel een beloning tegemoet zien. Dat ene woordje verschil maakt het net even iets anders. Pogingen tot verwerving Nu hij zo lang op antwoord heeft moeten wachten, maakt de burgemeester ook geen haast. Bovendien nadert met rasse schreden het einde van zijn ambtstermijn. Hij wordt opgevolgd door P.F. van Hootegem, de vorige gemeentesecretaris. In zijn laatste functie is hij natuur lijk nauw betrokken geweest bij wat inmiddels gerust 'de zaak van de Sluise goudschat' genoemd mag wor den. En vanuit die betrokkenheid geeft hij als nieuwe burgemeester aan de zaak een nieuwe argumentatie en vooral een duidelijk doel. Op 26 oktober 1950 pakt hij de draad dan ook weer op door een briefje te sturen aan het beheersinstituut te Goes. De gemeente Sluis, schrijft hij, is bezig het door de oorlog kwijtgeraakte museum opnieuw in te richten. De munten zouden dus een waardevolle aan winst zijn. En voor het instituut hebben ze toch geen historisch belang. Kan het museum (in heroprichting) ze niet krijgen, al dan niet tegen een kleine vergoeding? Twee maanden gaan voorbij. Drie. Vier. Een halfjaar. Geen antwoord. Op 10 april 1951 besluit Van Hootegem maar eens een herinneringsbrief te sturen. Drie dagen later krijgt hij reeds bericht, tot zijn verrassing niet uit Goes, maar uit Rotterdam. Het beheersinstituut te Goes is opgeheven, leest hij, en zijn taken zijn overgenomen door het bureau Rotterdam. Daar is echter geen brief van Van Hootegem bekend. Vraag: Kunt u geen dupli caat zenden? De burgemeester fronst zijn wenkbrau wen: Wat is dit nu weer? Twee weken na het versturen van de kopie krijgt hij opnieuw een brief van het NBI, nu van het bureau Den Haag (nota bene afdeling liquidatie): 'In verband met de samenvoeging van de Bureaux Rotterdam en 's Gravenhage van het Nederlands Beheersinstituut, hebben wij de behandeling van uw brief overgeno men. Wij hebben deze gelegenheid met het hoofdkan toor opgenomen en zullen u zo spoedig mogelijk nader berichten.' Spoedig, dat wil zeggen anderhalfjaar later, want pas op 8 oktober 1952 komt het 'nadere bericht'. Het hoofdkantoor van het NBI deelt hierin mee er geen 19 Zeeuws Tijdschrift 2000/6

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 2000 | | pagina 21