Aanvaarding van de beplanting van de stadswallen door H.M. Koningin Wilhelmina, op 27 juli 1948 aangeboden door de
Nederlandse Studentencorpora. Links staat A.F.J. Aernoudts, burgemeester van Sluis van 1925 tot 1950. Foto Gemeentearchief
Sluis-Aardenburg.
heid van de vinder, die nu eens dit, dan weer dat ver
klaart. Hij adviseert de twaalf gouden munten, waarvan
hij inmiddels weet dat ze uit de 17de eeuw dateren en
ongeveer 1000 gulden waard zijn, definitief in bewaring
te houden. Dat is het en daar blijft hij bij.
Na opnieuw anderhalf jaar, waarin met betrekicing
tot de zaak verder niets gebeurt, stelt hij in juni 1949
zijn onderzoeksrapport op. Vennix' groepscomman
dant, wachtmeester Meertens, is het met zijn conclu
sies eens en neemt zijn advies over: het goud blijft in
Sluis en Kaijser heeft het nakijken.
Eigendomskwestie
Het is nu aan burgemeester Aernoudts van Sluis om
verdere stappen te nemen. Als hoofd van de politie heeft
hij het rapport van Vennix gelezen, maar eigenlijk weet
hij niet goed wat hij er verder mee aan moet. De mun
ten kunnen toch niet eeuwig op het politiebureau blij
ven liggen? En ondanks alle bedenkingen: Kaijser is
de vinder. Hij heeft wettelijk toch wel recht op 'iets'?
Het beste lijkt hem eens juridisch advies in te winnen
bij de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG).
Hij stuurt dus het rapport naar het hoofdkantoor in
Den Haag. Het eerste verzoek om advies; beslist niet,
zoals nog blijken zal, het laatste.
Drie weken later, op 12 augustus 1949 krijgt hij
een omstandig antwoord. Van de secretaris-generaal
van de VNG zelf: de heer N. Arkema. Deze interpre
teert het rapport en vooral de rol van Kaijser toch wat
genuanceerder dan Vennix gedaan had. Weliswaar
heeft Kaijser tegenstrijdige verklaringen omtrent de
vindplaats afgelegd, maar er is geen reden om eraan
te twijfelen dat hij de munten eerlijk gevonden heeft.
Integendeel: het feit dat hij zijn burgerplicht gedaan
heeft en de vondst bij de politie aangaf, pleit zelfs voor
zijn eerlijkheid. Minder oprechte lieden zouden de
munten immers direct geprobeerd hebben te verkopen
of op zijn minst achter te houden
Behalve over het gedrag van de vinder heeft Arkema
ook een mening over de eigendomskwestie. Daar ging
Aernoudts' verzoek immers over. De VNG-functionaris
heeft namelijk onderzocht welke wet op deze situatie van
toepassing is en ontdekt dat bij een bij toeval gevonden
schat de helft de vinder toekomt. Hij is dan ook van
oordeel dat die helft aan Kaijser gegeven moet worden.
De andere helft is wat ingewikkelder: dat is in principe
namelijk voor de eigenaar van de grond. Maar welke
grond? Daarover zijn nu juist tegenstrijdige verklarin
gen afgelegd. De eigenaar is zodoende onbekend. En
dus blijft de situatie schimmig.
17 Zeeuws Tijdschrift 2000/6