Mededelingen van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen
rechtvaardigheid en de menswaardig
heid, die in het verzorgingsstaatsysteem
is ingebouwd, serieus overeind blijven,
dan is in ieder geval noodzakelijk dat de
arbeidsparticipatie omhoog gaat.
Het taboe om hierover na te denken en
te discussiëren is inmiddels doorbroken,
en dit kan nu leiden tot adequate
maatregelen.
Mevrouw J.L.A. Boogerd-Quaak, voor
zitter van het RBA Zeeland trad op als
coreferent, en liet de stem vanuit de
praktijk horen. De teneur van haar
betoog was, dat het RBA in de
aanvangsperiode verkeert, en te kampen
heeft met problemen die hiermee
verbonden zijn, zowel beleidsmatig als
organisatorisch. Voor de toekomst
verwachtte mevrouw Boogerd-Quaak
zeker resultaten van dit overlegorgaan,
waarin perticiperen werkgevers, werk
nemers en de lagere overheid. Door de
kleinschaligheid en overzichtelijkheid
van de provincie Zeeland, meende zij
heel direct en creatief te kunnen
inspelen op de arbeidsproblematiek.
In deze vergadering bood de heer
M. van Toorn zijn doctoraalscriptie aan
aan prof. Adriaansens en aan de voor
zitter van de werkgroep. De heer
Van Toorn heeft in Zeeland stage
gelopen onder verantwoordelijkheid
van de werkgroep. Het onderwerp van
ziin scriDtie luidt: Sociaal-economische
participatie in Nederland; een inventari
satie. De heer Van Toom heeft Zeeland
gekozen als voorbeeld van een regionale
analyse. 'Het Zeeuwse participatie
patroon wordt gekenmerkt door een
relatief lage participatiegraad van
vrouwen, hetgeen gecompenseerd wordt
door een relatief hoge participatiegraad
van mannen. Dit traditioneel aandoende
participatiepatroon wordt veroorzaakt
door een hoge kerkelijkheid, een lage
huwelijksleeftijd, een hoge huwelijks
frequentie, een hoge vruchtbaarheid van
jonge vrouwen, een relatief laag
scholingsprofiel en een op de lage
participatiegraad van vrouwen geënte
werkgelegenheidsstructuur.
Voor geïnteresseerden: een exemplaar
van deze scriptie bevindt zich in de
Provinciale Bibliotheek.
Het is de bedoeling van de werkgroep
de cyclus 'Besluitvorming lagere over
heden' af te sluiten met een lezing over
de besluitvorming bij de gemeenten.
Tot slot volgen dan nog twee lezingen
over besluitvorming, één vanuit een
algemene optiek/problematiek, en één
vanuit de psychologische achtergronden
van de besluitnemers.
Tussen deze lezingen door wil de werk
groep een 'borrel met een praatje'
organiseren, waardoor de leden van de
werkgroep elkaar wat beter kunnen
leren kennen, en met elkaar informeel
van gedachten kunnen wisselen.
Nog steeds wordt er hard gewerkt om
een stagiaire te vinden die een onder
zoek zal doen naar de besluitvorming
rond de inrichting van Neeltje Jans.
Het ziet er thans naar uit dat op korte
termijn een stagiaire aan de slag kan.
We houden U op de hoogte.
Belangstellenden wordt gevraagd zich te
wenden tot een van de contactpersonen:
drs. E.F. Molendijk-Dijk, Spanjaard
straat 29, 4331 EN Middelburg
(01180-26793), of dr. P.L. Schoonheim,
Vlissingsestraat 10,4331 KV Middelburg
(01180-15939).
Op verzoek krijgt U informatie over de
werkgroep toegezonden.
WERKGROEP THEOLOGIE
Er wordt verteld dat de Duitse
bisschoppen toen ze bij monde van
kardinaal Faulhaber bij Hitier protes
teerden tegen de behandeling van de
Joden, te horen kregen: Waar bemoeien
jullie je mee? Ik maak alleen maar af,
waar jullie mee begonnen zijn! De vraag,
waar de wortels van het antisemitisme
gezocht moeten worden, wordt telkens
opnieuw gesteld, een bevredigend ant
woord daarop is tot nu toe niet
gevonden.
De werkgroep Theologie van het
Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der
Wetenschappen heeft zich in het seizoen
1989-1990 ook met deze vraag bezig
gehouden. In het kader van het jaar
thema 'Het proces tegen Jezus en de
joods-christelijke betrekkingen in de
loop der eeuwen' werden vier episoden
uit de geschiedenis van het christendom
op antisemitisme onderzocht. Boeiend
daarbij was niet enkel de vraag of er
werkelijk sprake van antisemistis te
constateren viel, maar evenzeer hoe
Joden en Christenen in een wisselend
tijdbeeld zich tot elkaar hebben
verhouden.
Prof. dr. M. de Jonge belichtte de
procesgang tegen Jezus in het evangelie
volgens Marcus. Hoewel Marcus als de
oudste evangelist geldt, wordt algemeen
aangenomen dat er voor Marcus al een
lijdensverhaal bestond. De vroegste
christenheid moest immers niet alleen
tegenover zichzelf maar ook tegenover
de buitenwereld verantwoording afleg
gen voor de dood van Jezus. Wanneer
de kruisiging geen zin had, was het
immers moeilijk in Jezus als Zoon van
God te geloven. Om zicht te krijgen op
het oudste christelijke respons op Jezus,
moeten we het evangelie van Marcus
nemen zoals het is, maar daarnaast ook
de gemeenschappelijke bron van de
evangelisten Mattheus en Lucas (Q) en
de brieven van Paulus. Daaruit blijkt
dat er in feite drie verklaringsmodellen
voor de dood van Jezus werden
gehanteerd.
In het eerste model wordt Jezus gezien
als de door God gezonden profeet, die
door Israël verworpen wordt. Israel
heeft steeds zijn profeten gedood.
Wat Jezus overkwam, werd gezien als
een conflict met Israel. In de Handelin
gen wordt de verantwoordelijkheid voor
de dood van Jezus heel sterk bij de
joodse leiders geleged. In de redevoering
van Petrus (redactie van Lucas) wordt
met contrasten gewerkt: jullie Joden
hebben hem gedood, maar God heeft
hem opgewekt! In de vroeg-christelijke
traditie wordt heel duidelijk onderstreept
dat de joodse leiders verantwoordelijk
zijn voor de dood van Jezus.
Daarnaast vinden we bij Marcus ook
het model van de martelaar die sterft
voor anderen, die met hem verbonden
zijn. Het is een zeer vroeg model dat
belangrijk blijkt te zijn voor Paulus.
En tenslotte is er bij Marcus ook nog
het model van de lijdende rechtvaardige
die God uiteindelijk aan zijn kant heeft.
De boodschap hiervan is deze: degenen
die bereid zijn hun leven te geven in
navolging van Jezus, kunnen rekenen
op Gods koninkrijk.
Melito
Is nu het eerste model van Marcus
bepalend geweest voor de verhouding
tussen kerk en synagoge in de daarop
volgende eeuwen? Dr. G. Rouwhorst
heeft deze vraag uitgewerkt aan de hand
van een paaspreek van Melito, bisschop
van Sardes, gestorven rond 190. Deze
paaspreek, in deze eeuw pasontdekt, is
niet alleen belangrijk voor de inter
pretatie van het paasfeest, maar zegt
ook veel over de verhouding tussen
kerk en synagoge voor de tijd van
keizer Constantijn de Grote (280-337).
Terwijl in de eerste eeuw nog geen
duidelijk onderscheid bestaat tussen
238