Paul de Nooijer: Schoonheid en illusie
Nico Out
Of het nu om krantefoto's gaat of om
reclame, de meeste fotografen presen
teren de werkelijkheid van de foto als
een soort waarheid: 'geloof me, wat je
ziet is echt, ik was erbij en heb het
gezien'. Foto's zijn vaak bewijsstukken:
in paspoort of rijbewijs prijkt mijn
portret, zodat ik kan laten zien dat ik
degene ben die aan het betreffende
document recht ontlenen kan. Zelfs in
rechtszaken kunnen foto's als bewijs
materiaal gelden.
Dat is niet zo vreemd: de eigenschap
pen van de foto geven daartoe immers
alle aanleiding: het aanwezige licht
wordt door het te fotograferen object
weerkaatst, door de lens opgevangen
en neergelegd in de lichtgevoelige
emulsie van de film. Misschien wel een
wonder, maar strikt controleerbaar.
Bovendien zijn alle kenmerken van het
obejct zoals dat zich op het moment
suprème vertoonde, in het uiteindelijke
beeld terug te vinden. Als manipulaties
van de fotograaf dat tenminste niet
voorkomen.
Ooit gebruikte men de schilderkunst
als bewijs. Ik herinner me de het
huwelijksdocument dat Jan van Eyck
maakte bij het huwelijk van Arnolfini:
om het tafereel extra geldigheid te
geven, voegde de schilder in de
spiegel achter het echtpaar een zelf
portret toe pius een fraai geschreven
tekst: Jan van Eyck was hier.
Vervreemding
Ook in de artistieke fotografie is het
waarheidsgehalte van het fotografisch
beeld van belang, zelfs als het gaat om
vervreemdende beelden; de fotograaf
zegt als het ware: 'Het ziet er hier wel
eigenaardig uit, maar het bestaat echt.
Kijk eens hoe bijzonder de werkelijk
heid soms is'. De foto's van Paul de
Nooijer (1943) gaan verder. Ook zij
laten de kenmerken van het afgebeelde
object zien. Maar door allerlei afwijkin
gen krijg je toch het idee: hier is iets
aan de hand, dit klopt niet. Hij geeft de
toeschouwer tips om dat te beseffen.
In zijn oudere werk is dat de grove
korrel, die afwijkt van de fijne beelden
die wij via ons netvlies waarnemen.
'Review", 1976.
Hij gebruikte een groothoeklens die
nadrukkelijk de verhoudingen in de foto
verandert. En het gefotografeerde zelf
heeft veel gemeen met de realiteit van
alledag, maar ziet er toch wezenlijk
anders uit. De kenmerken van een
kamer worden versterkt: behalve
bloemetjesbehang komen nog zoveel
decoratieve patronen in het interieur
manier zijn publiek oplettend te
houden. Hij zal er ook plezier in hebben
het zo te doen: het eist van hem dat hij
precies 'weet' wat hij doet. Verder lijkt
het erop dat hij zegt: 'Noch de fotografie
noch de werkelijkheid zijn objectief.
En de fantasie, de creativiteit en de
verbeelding zijn onuitputtelijk
Is het nog wel nodig dat te zeggen?
voor dat je gaat denken: 'Dit kan niet
waar zijn. Dit is tè'. Maar dat idee
wordt dan weer ondergraven door een
man die rustig een van de bloemen
van het behang plukt en hem in zijn
knoopsgat steekt. De mensen in de
foto's zijn zich meestal bewust van de
aanwezigheid van de fotograaf: ze
poseren, zijn acteurs in een 1 /500
seconde durende werkelijkheid.
In het meer recente werk zijn vaak
fotolampen, een camera, een draad
ontspanner of andere foto's opgenomen.
En je ziet verder dat ze uit verschillende
afdrukken zijn samengesteld.
De Nooijer nodigt de toeschouwer uit
om in zijn wereld te kijken, maar houdt
hem door die vervreemding wel op
afstand. Waarom zoveel moeite om
wat zo makkelijk voor waarheid had
kunnen doorgaan weer te ontkrachten?
Ik denk dat het hem erom gaat op deze
Er zijn toch al meer kunstenaars
geweest die dat deden? Inderdaad.
Maar de stelligheid waarmee ook onze
'verlichte' rationele cultuur onzin of
halve waarheden tot dogma verheft, is
nog steeds angstwekkend groot.
Zolang er keuzes gemaakt worden die
als wetmatigheden worden 'verkocht'
kunnen niet genoeg poten onder stoelen
worden weggezaagd. Dat doet Paul de
Nooijer. Op zijn manier. Omdat hij dat
leuk, spannend en uitdagend vindt.
Met zijn foto's houdt hij diegenen
wakker die zich niet in slaap willen
sussen met makkelijk te consumeren
zekerheden.
In dat licht is het ook logisch dat zijn
foto's nooit éénduidig zijn; al wordt er
veel onthuld, er blijft altijd iets te raden
over. Zo doet De Nooijer de complexiteit
van de werkelijkheid recht en valt hij
niet in dezelfde gedachtenfout, die hij
met zijn werk ontmaskeren wil.
154