Onbekend maakt onbemind zouden wij het in talrijke toonaarden horen herhalen. "Aan de overkant hebben ze het idee, dat er hier wonderwat zal veranderen door het Deltaplan. Maar, het is hier geen Tholen of zo. Daar heeft de tijd misschien stil gestaan". (Deze Flakkeeër had dus een zelfde beeld van Tholen als de "overkanter" van Flakkee.)Hier op Flakkee niet! Immers: de landbouw is hier verre van achterlijk, die staat op een heel hoog peil. De welvaart is hier groot. Er zijn heel wat boeren, die met de auto op vakantie gaan, tot aan de Rivièra toe. En elke arbeider heeft hier een gemotoriseerd vervoermiddel, in ieder geval een bromfiets, of een scooter en ook zijn er al met een eigen wagentje om met de vrouw eens uit toeren te gaan". Uit het onderzoek van Kraemer en De Tombe bleek dat Goeree-Overflakkee op diverse wijzen intensief contact onderhield met de "overkant". Op het eiland zelf waren velen van mening dat vooral de pendelaars, de toeristen en de jeugd bruggehoofden vormden waarover de "moderne maatschappij" het eiland binnendrong. In 1956 bijvoorbeeld werkten ongeveer 700 mensen aan de overkant en reisden elke dag van het eiland naar hun werk in Rotterdam of omstreken en weer terug. Het werken met de "over- kanters" zou zeker invloed hebben. Per seizoen bezochten zo'n 20.000 tot 30.000 toeristen het gebied rond Ouddorp. Ook zij hadden hun invloed, vooral op de jeugd. Die bleek maar al te gevoelig voor allerlei "on-eilandse" zaken, zoals dansen, bioscoopbezoek (op zondag) voetballen, zwemmen en dergelijke. De onderzoekers zagen echter veel meer bronnen van "overkantse" invloed. "De pendelarbeid, die pas sedert korte tijd in massale vorm optreedt, is weliswaar een spectaculaire, maar geenszins de enige, laat staan de eerste factor die de Flakkeeërs in nauwe aanraking heeft gebracht met de vastelandse beschaving en hen er al menig element van deed overnemen. Waarom alleen aan pendelaars gedacht en niet aan vrachtwagen chauffeurs, die sinds jaar en dag zorg dragen voor de afvoer van de agrarische produkten van het eiland? En waarom ook niet de boeren genoemd, over wier 'moderniteit' reeds herhaaldelijk gesproken werd? Of de zakenlieden, of de enzovoort? Ja, zijn per slot van rekening niet alle eilanders geleiders van overkantse denk- en leefwijzen?" De sociale wetenschappers moesten het ook bij hen bestaande beeld van de eilanden, bij een daadwerkelijke confrontatie met dit gebied, behoorlijk aanpassen. De ramp was voor hen de duidelijke aanleiding tot die confrontatie. De ramp bracht op andere manieren eveneens vele contacten tot stand. Het bestuur van de bond van vogelliefhebbers kwam bijvoorbeeld naar Goeree-Overflakkee om de schade, die de ramp bij hun leden had aangericht, zelf te bezien. De bestuurs leden waren nog nooit op het eiland geweest. En waarom zouden bijvoorbeeld de arbeiders van buiten de eilanden die aan het herstel meewerkten, hun beeld van dit gebied niet bijgesteld hebben? Zo was de ramp, met in haar nasleep het Deltaplan, een factor die het bestaande beeld van bijna archaïsche eilandgemeenschappen, door uitbreidende contacten, verder deed verschrompelen. Deze veranderingen zouden tot uiting gekomen zijn in de levensvorm op de eilanden. De gesloten dorpsgemeen schap zou plaats maken voor een open gemeenschap waarin individuen en gezinnen meer hun eigen weg konden gaan; losser van de normen van de dorpsgemeenschap. Opvallend was echter dat uit de beschrijving van de onderzoeksresultaten bleek, dat de ontwikkeling van de open gemeenschap door de onderzoekers gesignaleerd werd vanaf 1945. De ramp was in deze ontwikkeling wel een extra factor, maar niet de enige, zo kon uit hun rapport afgeleid worden. De sociale wetenschappers die dit onderzoek deden, verbleven zelf lange tijd op Schouwen-Duiveland. Dit leidde ertoe, dat zij hun stellingen weieens moesten nuanceren. Zo constateerden zij bijvoorbeeld dat "Schouwen- Duiveland een gebied was met een veel minder pregnant afgetekende levensvorm dan men van zo'n geïsoleerd eiland zou verwachtten." Evenzo bleek de invloed van de evacuatie niet zo groot te zijn als veel onderzoekers veronderstelden. Uit de studies van Ellemers en Haverda kwam naar voren dat de evacués zich vooral richtten op een snelle terugkeer naar hun oude omgeving. De evacués gingen tijdens de evacuatie weinig duurzame relaties aan en hielden vooral contact met lotgenoten. In uiterlijke gedragswijzen vielen wel kleine veranderingen te constateren, maar die waren zelden blijvend van aard. "Nieuwigheden" die bleven waren bijvoorbeeld de soms iets lichtere kostuums, de badhuizen en de grotere vraag naar gebak. "Gebak eten hebben de mensen tijdens de evacuatie geleerd", zo vertelde een voormalig bakker. De sociologen Kraemer en De Tombe gaven in hun studie "Het vertekende eiland" nadrukkelijk aan dat ook zij een vertékend beeld van de eilanden hadden en dat tijdens hun onderzoek moesten bijstellen. Kraemer en De Tombe dachten na het lezen van enkele sociografische romans (van bijvoorbeeld R. van Reest en J. Knape Mz.), op Flakkee zo'n beetje in de rimboe te komen. Literatuur J.L. Ellemers, De februari-ramp Sociologie van een samenleving in nood. Assen 1956. J.L. Haverda, De evacuatie en de sociale aanpassing, in: Tijdschrift voor Maatschappelijk Werk (1953). P. de Jong, De sociale uitdagingen in het rampgebied, in: Sociologisch Bulletin 7 (1953). P.E. Kraemer en H. de Tombe, Goeree- Overflakkee, het vertekende eiland, (Z.P. 1960). C.D. Saai, Schets van de sociale religiographische structuur van Goeree- Overflakkee, in Sociologisch Bulletin 4 (1950). Jeugd en gezin, in het rampgebied Schouwen-Duiveland. Rapport 1955/1956 Stichting Gereformeerd Sociologisch Instituut. Schouwen-Duiveland na de ramp van februari 1953. Stichting voor Praktische Psychologische en Paedagogische Arbeid vanwege de Nederlandse Hervormde Kerk (Z.P. 1955). De confrontatie van kerk en jeugd op Goeree-Overflakkee (Z.P. f956). Jaarboek 1952 van het Wetenschappelijk Genootschap voor Goeree en Overflakkee. 29

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1991 | | pagina 35