IS UTOPIA UIT TE SPREKEN?
Tom van der Meulen
1. Inleiding
Dit artikel gaat over de verhouding.van
onderzoek en toepassing daarvan. Aan
de hand van een eenvoudig voorbeeld
(onderzoek naar de waardering van
woonwijken in een drietal Zeeuwse ge
meenten) zal worden uiteengezet wat de
consequenties van bevindingen van em
pirisch onderzoek voor de stedebouw-
kundige vormgeving kunnen zijn - zo er
al van consequenties gesproken kan
worden. Toepassing van empirische be
vindingen is wat anders dan het met
zekerheid kunnen rekenen op een
geslaagd beleid. Als toepassing van em
pirische bevindingen zal enige „door
werking" van onderzoeksresultaten ge
zien moeten worden als verbijzondering
van het (algemene) toepassen van empi
rische inzichten in een rationeel plan
ningsproces.
2.1. Behoeften, wensen, waarderin
gen: enkele opmerkingen voor
af
Met het beoefenen van sociale weten
schap beoogt men inzicht te verkrijgen
in het gedrag van individuen of het be
leid van organisaties: waarom gedraagt
men zich op een bepaalde manier, voert
men een bepaald beleid. Gedrag van
mensen is voor een deel eenvoudig een
fysieke functie, men eet, men zoekt on
derdak. Maar tegelijk heeft het ook een
sociaal aspect: de huizen der Drenten
zijn anders dan die der Minangkabau-
wers en rond de eetgewoonten is een
complete sociologie opgebouwd (Elias
1982). Bij gedrag of beleid is, ook al
dient het ter vervulling van een fysieke
behoefte, in principe sprake van reflec
tie: men overweegt, althans men kan dat
in principe doen, een gedragswijze of
een beleidsmaatregel, alvorens eraan te
beginnen. Men kan de consequenties
met anderen bespreken, in de discussie
kan de optimale oplossing groeien en
zich bewijzen.
Een groot, bijkans onoplosbaar pro
bleem bij de analyse van gedrag of be
leid betreft de vraag in hoeverre er nu
sprake is van een vrije keuzebepaling
(men kiest in vrijheid wat men wil) dan
wel sprake van een vermijden van min
der gewenste situaties (men is niet in
staat zijn „idealen" te realiseren en
neemt genoegen met „next best" of men
probeert in ieder geval datgene te ver
mijden wat men in ieder geval niet
wenst).
Daarom is het bijzonder moeilijk uit een
vertoond gedrag rechtstreeks doelstel
lingen, wensen of behoeften te destille
ren (Heldring 1 987). Maar ook op indi
recte wijze (namelijk door het proberen
te achterhalen van allerlei motiveringen)
brengt het de nodige problemen met
zich. Motiveringen kunnen in de gebrui
kelijke wijze van benadering gemakke
lijk worden geïnterpreteerd als rationali
saties: men geeft aan waarom men iets
doet om zo zijn of haar gedrag te recht
vaardigen, het gegeven motief is zo een
element in de gesprekssituatie tussen
onderzoeker en onderzochte waarbij de
laatste zich enige „status" probeert te
geven ten opzichte van de onderzoeker.
Maar goed beschouwd is dat natuurlijk
wel een buitengewoon bekrompen in
terpretatie, typisch voor de onderzoeker
die in zijn wereldwijsheid geen plaats
heeft voor de mogelijkheid van een
authentieke expressie van een onder
vraagde persoon. Habermas (1982)
noemt dit het structureel geweld van de
onderzoeker/waarnemer die in allerlei
interpretatieschema's (die door moeten
gaan voor wetenschappelijke vorming)
individuen ziet als objecten zonder au
thentieke expressiewijzen.
2.2 Woonwensen, woonsatisfactie
Door Priemus is, in het kader van een on
derzoek naar woonwensen, een begrip-
penstelsel ontwikkeld waarbij onder
scheid wordt gemaakt tussen ideaal
beelden, adaptatiebeelden en aspiratie-
beelden (Priemus, 1 968, p. 25). Deze
begrippen kunnen worden gezien als
De onderzochte wijken