PROVERBIAL
de godsdienstige ligging van johan de brune de oude
46
nuanceringen, terwijl het laatstgenoem
de, de koppeling van burgerlijke over
heid en Gereformeerde Kerk, resulteer
de in een religieuze oppervlakkigheid,
die allerlei tegenkrachten opriep.
De Brune wordt naar zijn godsdienstige
zijde door zijn biograaf Von Winning ge
kenschetst als contraremonstrants cal
vinist met onmiskenbare uitingen van
een piëtistische geest10). Meertens, die
zich in zijn hoofdwerk ook uitgebreid
met De Brune bezighoudt, houdt er geen
ander oordeel op na wanneer hij De Bru
ne typeert als een oprecht belijder van
een rechtzinnig, piëtistisch getint Calvi
nisme 11
In een ongepubliceerde doctorale scrip
tie brengt Hendriks het piëtistisch
woordgebruik van De Brune ter spra
ke12). Met betrekking tot het Piëtisme
merkt hij op dat in de literatuur dit ver
schijnsel zeer wisselend en zelfs tegen
strijdig omschreven wordt. Het beeld in
de literatuur is zo verwarrend dat het
voor hem onmogelijk is hierbij direct aan
te sluiten. Bovendien komt hij tot de con
clusie dat het piëtistisch taalgebruik, dat
door de onderzoekers aan protestanten
voorbehouden wordt, ook aangetroffen
wordt bij rooms-katholieke auteurs die
OF,
De (preucken van Salomon!
certt tipt De IDetueettfcfje tn ottft
fieDrr-Duptfdjc tale otier afjeirt/ eiiöe in
alle bupttere ptaetfen upr-gfKlcglj"
enbe berftlaert
Door Iohannem de Brune I. C,
Tot Middilbvrgh,'
By Symönt/MoulcrtBoeckvercooper woO-
ncndcop den Dam,inde Druckerije.
ANN O iéiju
in tijd aan De Brune voorafgingen of die
zijn tijdgenoten waren. Het gladde wa
teroppervlak van De Brune's spiegeling
bij Von Winning en Meertens wordt door
Hendriks grondig verstoord.
Piëtisme
Hendriks' fundamentele opmerkingen
stellen de moderne onderzoeker van De
Brune voor de noodzaak om zich grondig
rekenschap te geven van wat hij onder
Piëtisme verstaat. Alleen op deze wijze
zal er helderheid kunnen komen.
Maar ook zonder Hendriks zou een we
tenschapsbeoefenaar in het vierhon
derdste geboortejaar van De Brune niet
kunnen volstaan met voort te bouwen op
Von Winnings en Meertens' inzichten
aangaande Piëtisme. Het genoemde
tweetal baseert zich hiervoor immers
respectievelijk geheel of grotendeels op
literatuur die heden ten dage reeds meer
dan een eeuw oud is13). In deze tussen
tijd heeft het Piëtisme-onderzoek be
paald niet stilgestaan. Vooral de laatste
jaren zijn er diverse wezenlijke bijdragen
tot de kennis van deze geestesstroming
verschenen14). In de meeste gevallen
zijn hierin de conclusies resultaat van
een uitgebreid en grondig bronnenon
derzoek. Als zodanig onderscheiden de
recente studies zich van die uit het verle
den.
De stroomversnelling waarin het Piëtis
me-onderzoek is terechtgekomen,
wordt voornamelijk gevormd door drie
inzichten. Allereerst is er oog voor geko
men dat er tussen de diverse internatio
nale verschijningsvormen van reactio
naire in- en externe vroomheid waarvan
de inhoudelijke overeenkomsten reeds
lange tijd erkend werden, historische
verbindingslijnen lopen en dat er soms
van - diepgaande - beïnvloeding sprake
is. Dit heeft tot gevolg gehad dat de on
derzoekers tegenwoordig vrijwel una
niem het woord Piëtisme hanteren als
een overkoepelende term, waaronder al
de vaak nationaal bepaalde, piëtistisch
geaarde bewegingen vallen.
In de tweede plaats werd men gecon
fronteerd met het feit dat er onmisken
baar verbindingslijnen lopen naar oude
re en zelfs in sommige gevallen eigen
tijdse devotionele geschriften van
rooms-katholieke signatuur. De inter
pretatie hiervan is een probleem apart.
Zelf ben ik de mening toegedaan dat de
door de gereformeerde piëtisten onver
holen uitgesproken waardering voor de
votionele, mystieke en ascetische au
teurs binnen de Rooms-katholieke Kerk
het wettigt om ook hier te spreken van
Piëtisme. Mijns inziens bestaat er histo
risch gezien reden om bij Piëtisme te
denken aan een christelijke grondhou
ding, die zich dwars door allerlei dogma
tische en kerkelijke verschillen heen in
ternationaal en interseculair manifes
teerde. Deze visie impliceert de elimina
tie van het tweede probleem waar Hen
driks in zijn scriptie mee worstelt.
In de derde plaats hebben de onderzoe
kers zich voor de noodzaak geplaatst ge
zien om onderscheid te maken tussen
het Nederlandse gereformeerde Piëtis
me in het algemeen en de Nadere Refor
matie in het bijzonder. Vrij algemeen
wordt de eerstgenoemde term be
schouwd als de verzamelnaam voor allen
die voldoen aan de daarvoor geldende
criteria. Met de naam Nederlands gere
formeerd Piëtisme worden derhalve fi
guren aangeduid die historisch niets
met elkaar te maken behoeven te heb
ben. Daarentegen ziet de term Nadere
Reformatie op het netwerk van piëtisti
sche contacten tussen Nederlandstali
ge15) piëtisten binnen de Nederduitse
Gereformeerde Kerk.
Hendriks' eerste verlegenheid, namelijk
dat hij met de literatuur geen raad weet,
is ondertussen ook al ondervangen. Zon
der dat alle reserves verdwenen zijn, be
staat er immerstegenwoordig onder hen
die het gereformeerde Piëtisme in de
Nederlanden wetenschappelijk bestu
deren, overeenstemming over de inhou
delijke vulling van het begrip Piëtisme.
Het was die stroming binnen het gere
formeerde Protestantisme die, zich te
gen algemeen verbreide wantoestanden
en misvattingen kerend, met profetische
bezieling zowel aandrong op de innerlij
ke beleving van de gereformeerde leer
en de persoonlijke levensheiliging als -
harmonisch hiermee verbonden - ijver
de voor de radicale heiliging van alle le
vensgebieden 16). Het doel van dit artikel
is om aan de hand van deze omschrijving
de piëtistische ligging van De Brune aan
een nader onderzoek te onderwerpen.
Gereformeerde leer
Het kan geen twijfel lijden dat De Brune
een aanhanger was van de gereformeer-