ontwikkelingen in de bodemkartering 63 betrekking op de ondergrond dan komen ze erachter te staan. De Bodemkaart, schaal 1 50 000 geeft ook informatie over de diepte en de fluc tuatie van het grondwater. Dit wordt aangegeven in zogenaamde grondwa- tertrappen. De indeling in grondwater- trappen berust op de gemiddeld hoog ste (winter)grondwaterstand (GHG) en de gemiddeld laagste (zomer)grondwa- terstand (GLG). Neerslag en verdamping beïnvloeden de grondwaterstand. Ter il lustratie is voor een droog, een nat en een gemiddeld jaar het verloop van de grondwaterstand, gemeten in een peil buis bij 's-Heerenhoek, in beeld ge bracht (fig. 4). Kennis van de ruimtelijke verbreiding van grondwaterstanden is onder andere van belang voor het ge bruik en de bescherming van de bodem. De gronden van het kaartfragment Heinkenszand We bespreken aan de hand van de oude, vertrouwde, Zeeuwse benamingen een aantal eenheden van de nieuwe bodem- kaart. Als voorbeeld dient een fragment van kaartblad 48 Oost (fig. 5). Echte zeezandgronden (Zn40A) liggen ten westen van Heinkenszand. In enkele andere Nieuwlandpolders komen zee zandgronden met een zavel- of kleidek (£Zn40A) voor. Samen met de kalkrijke poldervaaggronden op zand of met een zandtussenlaag (Mn12A, Mn22A, Mn82A) vormen ze de p/aatgronden. De meeste plaatgronden zijn diep ontwa terd (grondwatertrappen VI en VII). Al leen rond 's-Heerenhoek liggen langs voormalige kreken laaggelegen, lichtza- velige plaatgronden (AZn40A, Mn12A) met hoge wintergrondwaterstanden, en zomergrondwaterstanden tussen 80 en 150 cm (grondwatertrappen III en V*). In de Nieuwlandpolders komen verder kalkrijke zavel- en kleigronden voor (Mn15A, Mn25A, Mn35A) die tot ten minste 80 cm diepte bestaan uit zavel of klei. Vroeger werden deze gronden schorgronden genoemd. Dieper dan 80 cm komt soms zeezand voor, vooral in de nabijheid van plaatgronden. De schor- gronden zijn evenals de plaatgronden over het algemeen goed ontwaterd (grondwatertrappen VI en VII). Alleen in de Kraayertpolder komt in de winter plaatselijk een grondwaterstand van iets hoger dan 40 cm voor (grondwatertrap V*). In het Oudland, onder andere bij Nisse, liggen lichtzavelige kreekruggronden (Mn1 5A). Hoewel ze op de Bodemkaart dezelfde kleur en codering hebben als de lichtzavelige schorgronden, zijn ze toch in de bovengrond kalkarmer en gevoeli ger voor structuurbederf door slemp (dichtslibben van de grond door regen). Ook de kreekruggronden zijn goed ont waterd (grondwatertrap VI). De poelen aan weerszijden van de kreek ruggen hebben een complexe bodemge steldheid en zijn daarom weergegeven als een associatie van twee of meer le genda-eenheden. Over het algemeen bevatten de poe/gronden weinig kalk. De grootste oppervlakte neemt de associa tie Mn56C/Mn25C in. De code Mn56C staat voor gronden met een tussenlaag of ondergrond van zware kalkloze klei. Gronden ontstaan door afgraving of ega lisatie van kleine kreekruggetjes krijgen de code Mn25C. De bouwvoor van deze gronden bestaat uit zware zavel die vaak een beetje kalk bevat. De ontwatering is goed (grondwatertrap VI). In het zuid oosten ligt een niet-geëgaliseerd poel- gebied, waar het authentieke beeld van het poellandschap nog bewaard is ge bleven (gMn58C/gMn88C). Ook deze gronden hebben een tussenlaag of on dergrond van kalkloze zware klei. Een ander niet-geëgaliseerd gedeelte van de poel heeft destatusvan natuurre servaat gekregen (Het Eendengebied). De variabiliteit in bodemopbouw is hier dermate groot, dat deze gronden zijn weergegeven als een associatie van vele enkelvoudige legenda-eenheden (AGm9C). Er komt plaatselijk veen voor in de ondergrond van deze hollebollige, gemoerde zeekleigronden. Toepassingen De Bodemkaart, schaal 1 50 000 is met name geschikt voor toepassingen waar bij een uitspraak gedaan moet worden over grotere gebieden zoals polders, ge meenten, provincies of heel Nederland. De kaart is minder geschikt voor uitspra ken over kleinere gebieden, zoals perce len. Bij de opzet van de legenda van de Bodemkaart van Nederland, schaal 1 50 000 is vooral rekening gehouden met agrarische toepassingen. Van de kaart valt af te leiden hoe geschikt een gebied voor een bepaalde vorm van bo- demgebruik is. Sinds enige jaren wor den bodemkaarten echter ook in toene mende mate gebruikt voor andere toe passingen, waaronder het bepalen van het milieubeleid. In de toekomst zullen daarom ook legenda's ontwikkeld moe ten worden die beter zijn afgestemd op milieutoepassingen. Uit de Bodemkaart valt dus informatie af te leiden over kenmerken die van belang zijn voor bodemgebruik èn bodembe scherming. We besluiten dit artikel met een voorbeeld van beide. Bodemgebruik. Zeeland is bij uitstek een akkerbouwpro- vincie. Zeventig tot negentig procent van de cultuurgronden wordt voor de teelt van akkerbouwgewassen gebruikt. Voor een goede groei en produktie moet de gewasverdamping ongestoord kunnen plaatsvinden. Daarvoor is veel water no dig. De neerslag is echter beslist onvol doende voor de vochtbehoefte van de gewassen. In een gemiddeld jaar is er een tekort van ca. 1 20 mm water; in een droog jaar wordt het tekort nog veel gro ter. Het gewas is dus sterk afhankelijk van de hoeveelheid water die in de grond beschikbaar is (het zogenaamde vocht- leverend vermogen). Het is mogelijk om op een bepaald punt de omvang van het vochtleverend ver mogen vrij nauwkeurig te bepalen. Er moeten dan voldoende gegevens aan wezig zijn, onder andere over de eigen schappen van de grond. Laatstgenoem de informatie verschaft de Bodemkaart, schaal 1 50 000. Figuur 6 geeft een overzicht van het vochtleverend vermogen dat de gronden in de omgeving van Heinkenszand heb ben voor akkerbouwgewassen. Hiervoor gebruikten we de gegevens van kaart blad 48 Oost van de Bodemkaart (fig. 5), de bijbehorende toelichting [4] en de re sultaten van onderzoek met behulp van zogenaamde simulatiemodellen naar het vochttekort van akkerbouwgewas sen [7], In figuur 6 zien we dat in de Nieuwlandpolders vooral de gronden met een tussenlaag of ondergrond van zand (plaatgronden) een beperkt vocht leverend vermogen hebben (klassen 3 en 4). Bij de schorgronden zijn er geen beperkingen in het vochtleverend ver-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1989 | | pagina 25